ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

3 Orthopedagogie - 3OM - Onderdelen - Stage/stage - supervisie/9 & 10
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 00063
Academiejaar: 2009-2010
Type: kern
Niveau: gespecialiseerd
Programmajaar: 3
Periode binnen het modeltraject: Module 9-10
Aantal studiepunten: 30
Wegingscoëfficient: 30
Totaal aantal contacturen: 739
Totaal studietijd: 780
Deeltijds programma: deel 1 of 2
Examencontract: niet mogelijk
Deliberatie: niet mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Avonds Mieke
De Meulder Bert
De Roey David
Der Kinderen Gwenda
Fierens Caroline
Hamvas Jessy
Mallentjer Maite
Schelles Riet
Serrien Jeannine
van Vlerken Mieke
Verjans Joël
Vonken Femke


 

KORTE OMSCHRIJVING
In dit opleidingsonderdeel brengt de student alle theorie en kennis die hij tot dan toe verworven heeft en alle ervaringen die hij opdeed samen in een intensieve praktijkervaring gedurende 16 weken. De student en zijn leerproces worden hierbij ondersteund door zowel stagebegeleiding als begeleide stagesupervisie. Een stage speelt zich immers niet alleen af op de werkvloer van een voorziening of in relatie met hulpvragers/gebruikers. Wat er op school gebeurt, de schriftelijke rapportage en stagesupervisiebijeenkomsten is een wezenlijk onderdeel van deze praktijkervaring. Stagesupervisie is een reflectieve leermethode die de student mogelijkheid biedt om zicht te krijgen op eigen functioneren in het beroep van gespecialiseerd opvoeder-begeleider.

COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
Beroepsspecifieke competenties
  • OM315 Onderneemt preventieve acties in dagelijkse situaties ter voorkoming of verergering van problemen. Signaleert risicofactoren ten aanzien van maatschappelijke ontwikkelingen en beleidslijnen. Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening. Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.
  • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.
  • OM317 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten met een ondersteuningsbehoefte optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, emotionele, sociale en motorische ontwikkeling.
  • OM318 Ondersteunt en ontwikkelt netwerken van de cliënt. Behartigt de belangen en de rechten van de cliënt en het cliëntsysteem. Brengt verbindingen tot stand tussen de verschillende contexten waarin de cliënt / het cliëntsysteem leeft en werkt.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
    • SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN MBT STAGE
      •  Denk- en redeneervaardigheid
        • Kent de visie van de voorziening en handelt ernaar.
        • Kent de methoden, technieken en begrippenkaders die binnen de stageplaats gebruikt worden om het hulpverleningsdoel te bereiken.
        • Toont in rapportage (mondeling/schriftelijk) dat hij praktijksituaties analyseert.
        • Toont in zijn (ortho)(ped)agogisch handelen dat hij de wisselwerking theorie/praktijk beginnend integreert.
        • Laat zich inspireren door wetenschappelijk onderzoek
      • Informatie verwerken en verwerven
        • Neemt observatieverslagen en dossiers door.
        • Stelt vragen en wisselt kennis en ervaring uit.
        • Gaat op een deontologische manier met informatie om.
      • Leidinggeven
        • Beschrijft en bespreekt het evenwicht tussen individueel en groepsgericht werken en toont een bewuste keuze in zijn handelen.
        • Beschrijft, bespreekt en hanteert groepsdynamische processen. 
      • Handelingsplanner
        • Observeert actief.
        • Vormt zich een beeld van de cliënt, formuleert en toetst hierbij hypothesen.
        • Begeleidt de cliënt in het formuleren van zijn ondersteuningsvraag, rapporteert hierover formeel en informeel.
        • Benoemt de eigenschappen, activiteiten, gedragingen en houdingen van de cliënt die ondersteund, gestimuleerd of gewijzigd worden.
        • Vanuit dit inzicht rapporteert de student over geobserveerde evoluties om zo geformuleerde doelen en middelen in het handelings- of begeleidingsplan te optimaliseren.
        • Hanteert het handelings- of begeleidingsplan als leidraad.
      • Organisator en ondersteuner m.b.t. wonen, leren en vrije tijd
        • Heeft zicht op het klimaat waarin cliënten optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen.
        • Organiseert en begeleidt woon-, leer-, werk- en vrijetijdsactiviteiten op intentionele wijze.
      •  Ondersteuner en ontwikkelaar van netwerken
        • Ondersteunt netwerken van de cliënt.
        • Behartigt de belangen en de rechten van de cliënt en het cliëntsysteem.
      • Teamgericht werken
        • Rapporteert mondeling en schriftelijk: briefing, dagboek, teamvergadering,…
        • Heeft respect voor inbreng van anderen.  
        • Neemt initiatief in het opnemen van taken.
        • Houdt zich consequent aan gemaakte afspraken.
        • Verwerft een eigen plaats binnen het team.
        • Neemt actief deel aan vergaderingen.
        • Communiceert voldoende en op gepaste wijze.
        • Laat zich ondersteunen.
      • (Internationale) cultuurgerichtheid
        • Is zich bewust van de eigen cultuur (lees ook: referentiekader) als basis voor kennismaking met andere culturen.
        • Gaat op professionele wijze om met (inter)culturele verschillen
      • Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid, samenhangend met de beroepspraktijk.
        • Kent de structuur van de organisatie, de functies binnen de organisatie, de samenwerkingsverbanden en overlegstructuren. 
        • Heeft zicht op de opdracht die de organisatie inneemt in de maatschappij.
        • Heeft zicht op het kwaliteitsbeleid binnen de organisatie.
        • Heeft oog voor maatschappelijke vraagstukken en stelt zich kritisch op.
      • Ingesteldheid tot levenslang leren. 
        • Maakt zijn leerproces zichtbaar voor zichzelf, het team, de stagebegeleider en de praktijklector.
        • Staat open voor feedback, neemt initiatief tot het vragen van en geven van feedback.
      • Kritisch reflecteren
        • Heeft een kritische ingesteldheid tegenover zichzelf, de voorziening, de maatschappij.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN MBT STAGESUPERVISIE 

    • De student heeft de  ingesteldheid tot levenslang leren.

      • Formuleert leerpunten en gaat op zoek naar wegen om de vastgestelde punten weg te  werken. 

      • Controleert voortgang en resultaten van het leerproces en stuurt bij waar nodig.

      • Maakt zijn leerproces zichtbaar voor zichzelf, het team, de stagebegeleider en de praktijklector.

      • Staat open voor feedback, neemt initiatief tot het vragen van en geven van feedback .

    • De student kan kritisch reflecteren.
      • Geeft mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. (cfr attitudesteekkaart).
      • Beschrijft en bespreekt zijn reflecties op de stage-ervaringen.
      • Hanteert kritische zelfreflectie als beroepshouding.
      • Selecteert adequate werksituatie(s) en beschrijft hierbij zijn persoonlijke grondhouding.
      • Formuleert vanuit de persoonlijke grondhouding leergebieden en leerdoelen op vlak van werkuitvoering.
      • Formuleert vanuit het geselecteerde leergebied en leerdoel, en vanuit de bevraagde grondhouding, leervragen op vlak van het persoonlijke leerproces.
      • Bevraagt leergebieden van andere studenten op een gepaste wijze.
      • Abstraheert aan de hand van de theoretische kennis de werkervaring of concretiseert de theoretische kennis aan de hand van de werkervaring.
      • Breidt de kennis over de werkuitvoering uit naar het totale werkveld van een GOB, door de persoonlijke werkervaringen en die van andere groepsleden te verbreden.
    • De student kan informatie verwerven en verwerken.
      • Structureert zijn reflecties op het eigen handelen in een helder werkverslag aan de hand van de reflectiecyclus (zie leergroep 1 OM).
      • Rapporteert in een reflectieverslag over de stagesupervisiebijeenkomst, en (zowel wat betreft de inhouden als wat betreft de groepsprocessen en de gekregen feedback).
      • Toont in zijn bevraging dat de werkverslagen van medesupervisanten grondig gelezen worden.
    • De student kan projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling.
      • Bezorgt nauwkeurig verslaggeving aan de leden van de stagesupervisiegroep en heeft deze ter beschikking tijdens sessies.
      • Neemt actief deel aan de groepsessies door situaties helder te verwoorden, in te gaan op vragen van anderen en de anderen te bevragen.
      • Toont in de voorstelling van zijn portfolio dat hij opdrachten en/of informatie verwerkt in functie van het eigen leerproces (bvb verbinding theorie en praktijk).
    • De student kan beschikken over het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken.
      • Weegt zorgvuldig af welke informatie betreffende de cliënten, het beroepsteam en de organisatie noodzakelijk en gepast is binnen de stagesupervisiegroep (cfr. deontologie).
      • Respecteert vertrouwelijkheid van uitgewisselde informatie.
      • Hanteert een zorgzaam schriftelijk en mondeling taalgebruik.
    • De student kan teamgericht werken.
      • Draagt zorg voor een veilig leerklimaat in de stage-supervisiegroep.
      • Betuigt respect voor ideeën, gevoelens, visies, normen en waarden van de leden van de stage-supervisiegroep.
      • Geeft adequaat feedback (dwz actief luisteren naar het leermateriaal van de medestudenten; feedback constructief formuleren en nagaan hoe deze ontvangen is).
      • Openstaan voor feedback (dwz actief luisteren naar feedback door supervisor en andere groepsleden en aangeven hoe men de feedback ontvangt).
      • Benoemt rolpatronen binnen het groepsgebeuren van de stagesupervisie.
    • De student heeft besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid, samenhangend met de beroepspraktijk 
      • Verwoordt wat de invloed van de brede maatschappelijke context en universeel normatief denken (ethisch denken, rechten van de  mens) is op de eigen grondhouding. 
    • De student verkent persoonlijke leerwegen en actiewegen om zijn leerproces tot stand te brengen. 
      • Maakt dit leerproces zichtbaar in het reflectieverslag.
      • Maakt in het eindverslag een leerlijn zichtbaar (met leerdoelen en leervragen) die aantoont wat meegenomen wordt naar de volgende werkervaring .

VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

Geslaagd voor het tweede programmajaar orthopedagogie

Specifieke voorwaarden voor ‘Stage/stage-supervisie in het buitenland:

  1. Is geslaagd voor het tweede programmajaar
  2. Is geslaagd voor stage/stage-supervisie tweede programmajaar met minstens 12/20
  3. Voldoet aan de specifieke selectiecriteria vermeld in de leidraad voor kandidaat-studenten buitenlandse stage/stage-supervisie

Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

De stage staat steeds in verbinding met voorgaande opleidingsonderdelen en modules : hiermee bedoelen we zowel theoretische inhouden als verworven vaardigheden en attitudes.


Andere begincompetenties
Geen.
LEERINHOUDEN
  • Vertrekkend vanuit de praktijksituaties komen volgende thema's aan bod:
    • werken met de doelgroep.
    • werken in teamverband.
    • werken binnen een organisatie.
    • werken rond zichzelf als gespecialiseerd opvoeder-begeleider.
  • We benaderen deze thema's vanuit integratie, reflectie en evaluatie.

STUDIEMATERIAAL
  • Stagebundel, stagecontract, uurschema's, stagereglement, rapportage in functie van stage en stagesupervisie, evaluatieformulieren van stage en stagesupervisie, het beroepsprofiel van de opvoeder-begeleider en syllabus leergroep van het eerste en het tweede jaar.

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

0

 lesuren

  00,00

practicum en oefeningen:

710

 lesuren

  91,03

vormen van groepsleren:

24

 lesuren

  03,08

studietijd buiten contacturen:

41

 klokuren

  05,26

Verdere toelichting:
  • De student loopt een stage van 16 weken in een eenzelfde voorziening, met een vast team van professionelen. De student wordt ingeschakeld in een bestaande werking en krijgt ruimte om te participeren, zich de taken van een gespecialiseerd opvoeder-begeleider eigen te maken, en te evolueren naar een actief en zelfstandig functioneren als opvoeder-begeleider.
  • De student presteert 36u/week op de werkvloer,
  • Hij mag 2u/ week besteden aan verslaggeving en studie.
  • De student wordt begeleid vanuit de Plantijn Hogeschool door een praktijklector, deze laatste voorziet verschillende contacten nl: een infomoment op school bij aanvang van de stage, een telefonisch contact met de stagebegeleider bij aanvang van stage, een tussentijdse evaluatie, een eindevaluatie op de stageplaats en een nabespreking tijdens module 11.
  • De stagiair wordt uitgenodigd in de school voor  stagesupervisiebijeenkomsten. (zie stagebundel ) Werkervaringen worden in een groep van vier collega-stagiairs besproken onder begeleiding van de stagesupervisor. Samen wordt gezocht naar de manier waarop de student zijn ervaring en vakkennis verbindt, er wordt ingegaan op de vraag wat hij heeft  geleerd en hoe. De stagesupervisie als ondersteuning bij de stage bestaat uit: 7 stagesupervisiebijeenkomsten,het tussen de bijeenkomsten maken van reflectieverslagen en werkverslagen als voorbereiding voor de volgende bijeenkomst,een tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie.
  • Op vraag van praktijklector, stagebegeleider of student kunnen er individuele gesprekken georganiseerd worden.
  • De student wordt op de stageplaats begeleid door een stagebegeleider die op regelmatige basis feedbackgesprekken organiseert.
  • portfolio met verslaggeving (zie stagebundel).

EVALUATIE

Eerste examenperiode

De stagebeoordeling gebeurt op basis van:

  • de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie aan de hand van het evaluatieschema, waarbij de stagiair aanwezig is;
  • een kwantitatieve beoordeling aan de hand van procentuele normen, waarbij de stagiair in principe niet aanwezig is;
  • een appreciatie onder de vorm van een synthese gegeven aan de stagiair door de praktijklector en de stagebegeleider;

Voor het toekennen van de punten, door de praktijklector, wordt rekening gehouden met: de al dan niet behaalde competenties, de evoluties van de stagiair over de drie studiejaren en de twee stageperiodes, de stagesupervisies, de eventuele individuele besprekingen, de evaluatiebesprekingen en de schriftelijke opdrachten die verwacht worden van de stagiair door de praktijklector van de school.

  • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm ; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

tijd voor examinering
uren
5

%
 
 00,64

Tweede examenperiode

Voor dit opleidingsonderdeel is geen tweede examenperiode mogelijk.

Indien een derdejaarsstage opnieuw moet worden gedaan kan de student daarvoor niet naar het buitenland.

 

 

3 Orthopedagogie - 3OM - Onderdelen - Project/11 & 12
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 30024
Academiejaar: 2009-2010
Type: kern
Niveau: uitdiepend
Programmajaar: 3
Periode binnen het modeltraject: Module 11-12
Aantal studiepunten: 12
Wegingscoëfficient: 12
Totaal aantal contacturen: 75
Totaal studietijd: 312
Deeltijds programma: deel 1 of 2
Examencontract: niet mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Bosch Nele
Demesmaeker Greet
Desloovere Karen
Hofman Bart
Moentjens Gwendy
Van Dingenen Gwen
Van Heden Anki
Vandersteene Tom
Verbeek Mieke
Verjans Joël


 

KORTE OMSCHRIJVING

In het opleidingsonderdeel 'Project' willen we op een ervaringsgerichte wijze een opleidings- en werkrelevant thema uitwerken.
Hierin verdiepen we thematisch, van probleemstelling tot oplossing, van theorie naar praktijk. Tegelijk verbreden we: integratief, opleidingsonderdelen overschrijdend.
Binnen het project werken een groep studenten gedurende een langere periode, in samenspraak met de begeleiding aan een opdracht. Op deze wijze verwerven ze kennis, vaardigheden en attitudes. In de projectgroep werken ze een oplossing uit voor het gestelde probleem/opdracht gebruikmakend van theoretische en praktische kennis, lerend aan, van en met elkaar.
Binnen het opleidingsonderdeel 'Project' heeft een integratie van competenties plaats. Project draagt in de feiten bij tot de ontwikkeling van alle competenties. Naar beoordeling toe kiezen we ervoor om een beperkt aantal competenties te meten. In de rubriek assessment zullen we dit verder concretiseren. We clusteren de competenties onder 'competentiegerichte leerdoelen' tot beoordeelbare/meetbare gehelen.


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
  • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
  • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
Beroepsspecifieke competenties
  • OM313 Analyseert de hulpvraag van de cliënt / het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handelingsplan of begeleidingsplan op vanuit het doel 'kwaliteit van leven'. Herformuleert agogische vragen. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobserveerde evoluties.
  • OM314 Organiseert woon-, leer-,werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodische, planmatige wijze. Begeleidt woon-, leer-, werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodisch, planmatige wijze. Hanteert een instrumentarium van muzisch-agogische methoden. Hanteert bewust en doelgericht orthopedagogische grondvormen.
  • OM315 Onderneemt preventieve acties in dagelijkse situaties ter voorkoming of verergering van problemen. Signaleert risicofactoren ten aanzien van maatschappelijke ontwikkelingen en beleidslijnen. Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening. Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.
  • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN

VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
geslaagd zijn voor het tweede programmajaar
Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

Andere begincompetenties

Denk- en redeneervaardigheid

  • Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties
  • analyseert praktijksituaties
  • Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn orthopedagogisch handelen

Informatie verwerven en verwerken

  • Doet aan communicatieve informatieverwerking.
  • Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.

Kritisch reflecteren

  • Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan
  • Hanteert kritische zelfreflectie als een beroepshouding
  • Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.

Wetenschappelijke toepassing

  • Refereert correct
  • Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken

Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling

  • Analyseert een voor hem / haar nieuwe (niet eerder behandeld) probleem
  • Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen
  • Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden

Leidinggeven

  • Neemt de leiding voor een vergadering
  • Handelt consequent volgens de beroepscode en wijst andere gedragingen af.

Beschikken over het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken

  • Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer.
  • Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze
  • Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen

Een ingesteldheid tot levenslang leren hebben

  • Identificeert op basis van een kritische reflectie op het eigen functioneren
  • Formuleert leerpunten
  • Gaat op zoek naar wegen om de vastgestelde punten weg te werken
  • Verbreedt en verdiept de eigen competenties door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling

Internationale gerichtheid

  • Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen
  • Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen

Teamgericht werken

  • Heeft respect voor de inbreng van anderen.
  • Werkt op een coöpertieve manier samen, motiveert,s timuleert, enthosiasmeert, coacht binnen het team en in de ruime context van de organisatie
  • Getuigt van een groepsgerichte ingesteldheid
  • Hanteert elementaire sociaalagogische en communicatieve vaardigheden met alle betrokkenen binnen en buiten de organisatie
  • Neemt veratnwoordelijkheid op in / voor het team
  • Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een persoonlijke, constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen

Oplossingsgericht werken

  • Maakt een onderscheid tussen hoofdzaken, bijzaken, bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later
  • Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie
  • Analyseert een taak of een werkproces
  • Beschikt over verschillende methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren
  • Komt door vragen of verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en theoretische inzichten.

Handelingsplanner

  • Analyseert de hulpvraag van de cliënt / cliëntsysteem in zijn context
  • Stelt een handelingsplan of begeleidingsplan op vanuit het doel 'kwaliteit van leven'.
  • Herformuleert agogische vragen
  • Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobserveerde evoluties

Organisator en ondersteuner m.b.t. wonen, leren en vrije tijd

  • Organiseert woon-, leer-, werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodische, planmatige wijze.
  • Begeidt woon-, leer-, werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodisch, planmatige wijze.
  • Hanteert een instrumentarium van muzisch-agogische methoden
  • Hanteert bewust en doelgericht orthopedagogische grondvormen

Preventiewerker

  • Onderneemt preventieve acties in dagelijkse situaties ter voorkoming of verergering van problemen
  • Signaleert risicofactoren ten aanzien van maatschapeijke ontwikkelingen en beleidslijnen.
  • Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn orthopedagogisch handelen
  • Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening.
  • Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.

Psychosociaal begeleider

  • Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen.
  • Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen.
  • Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.

(Ped)agogisch begeleider

  • Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten met een ondersteuningsbehoefte optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen.
  • Bevordert en onderhoudt de cognitieve, emotionele, sociale en motorische ontwikkeling.

Ondersteuner en ontwikkelaar van netwerken

  • Ondersteunt en ontwikklet netwerken van de cliënt
  • Behartigt de belangen en de rechten van de cliënt en het cliëntsysteem
  • Brengt verbindingen tot stand tussen de verschillende contexten waarin de cliënt / cliëntsysteem leeft en werkt.

LEERINHOUDEN
De leerinhouden zijn project-specifiek en die zin afhankelijk van de projectkeuze van de student.
STUDIEMATERIAAL
  • Teksten, literatuur in functie van het uit te werken project
  • projecthandleiding

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

2

 lesuren

  00,64

practicum en oefeningen:

40

 lesuren

  12,82

vormen van groepsleren:

28

 lesuren

  08,97

studietijd buiten contacturen:

237

 klokuren

  75,96

Verdere toelichting:
  • Projectvergaderingen
  • Werkvergaderingen
  • Intervisie 
  • Internationale studiereis

EVALUATIE

Eerste examenperiode

Assessment:

  1. Individueel cijfer van 30/200. (cluster I)
    PROCES (Samenwerking/ teamwerk / reflectiewerkstuk)
  2. Groepspunt van 100/200 (cluster II)
    TAAK (Artikel & projectboek)
  3. Groepspunt van 20/200 (cluster III)
    BEELD (Presentatie project)
  4. Groepspunt/individueel cijfer van 50/200 (cluster IV)
    ANTWOORD (Mondelinge verantwoording, toelichting, motivatie)

De individuele student/ projectgroep kan in de eerste examenperiode niet slagen bij een tekort in cluster IV ( mondelinge verantwoording, toelichting, motivatie).

Een student kan pas slagen nadat hij/zij aan alle onderwijsactiviteiten (o.a. internationale studiereis) heeft deelgenomen.

Wat het project betreft moeten de afwezigheden verantwoord worden. Na twee ongewettigde afwezigheden is slagen voor dit opleidingsonderdeel in de eerste examenperiode niet meer mogelijk en wordt de student naar de tweede examenperiode  verwezen.

 

Studenten die

o         hun deelname aan een project/projectgroep stop zetten of

o         waar in de feiten door onvoldoende aanwezigheid deze betekenis zal aan gegeven worden (fragmentarische aanwezigheid waardoor er niet de vereiste voldoende brede basis aanwezig is om te kunnen beoordelen) en/of

o         die om deze redenen zich niet met de projectgroep waarin ze waren toegewezen voor assessment aanbieden

worden uitgesloten voor een tweede examenperiode.


tijd voor examinering
uren
5

%
 
 01,60

Tweede examenperiode

Tweede examenperiode:

1.      Wanneer een individuele student van de projectgroep niet slaagt in de éérste examenperiode bepaalt de project-beoordelingscommissie de aard en omvang van de individuele vervangende opdracht.
Deze opdracht heeft een rechtstreeks verband met de niet behaalde competenties in eerste examenperiode.

2.      Wanneer een projectgroep/team in zijn totaliteit of een deel van een projectgroep/team  niet slaagt in de éérste examenperiode bepaalt de project-beoordelingscommissie de aard, omvang en  wijze waarop het project/projectonderdeel moet bijgestuurd worden.
Deze opdracht heeft een rechtstreeks verband met de niet behaalde competenties in eerste examenperiode.
 

  3 .   Bij een tekort in cluster IV zullen de ‘mondelinge verantwoording, toelichting, motivatie’ opnieuw plaats hebben voor eenzelfde examencommissie in de tweede examenperiode.

 

Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen.    

 

 

3 Orthopedagogie - 3OM - Onderdelen - Maatsch. & metho. vraagstukken /11
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 30167
Academiejaar: 2009-2010
Type: kern
Niveau: inleidend
Programmajaar: 3
Periode binnen het modeltraject: Module 11
Aantal studiepunten: 4
Wegingscoëfficient: 4
Totaal aantal contacturen: 28
Totaal studietijd: 104
Deeltijds programma: deel 1 of 2
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): De Clerck Cindy
Demesmaeker Greet
Desloovere Karen
Hofman Bart
Van Heden Anki
Van Tongel Wim
Vanschel Myriam
Verbeek Mieke


 

KORTE OMSCHRIJVING

In dit opleidingsonderdeel worden de basisconcepten van onderzoeksmethdologie aangereikt. Met de verworven inzichten in een onderzoekscyclus en veelgebruikte methoden en technieken in het praktijkgericht onderzoek, heb je voldoende bagage om in de eigen orthopedagogische realiteit als begeleider systematisch onderzoekend aan de slag te gaan, vanuit zelf ervaren vragen of door cliënten of medewerkers aangereikte problemen.

Deze verkenning van de wereld van het (praktijk)wetenschappelijk onderzoek geeft je de inzichten en vaardigheden om wetenschappelijk onderzoek, waarmee je kennismaakt via publicaties, studiedagen of workshops te kunnen verwerken. 

Naast een theoretische verkenning  in de hoorcolleges, ga je aan de slag  met een aantal wetenschappelijke publicaties in de werkcolleges. Daarnaast stap je mee in het "levenslang leren" door een actieve deelname  aan workshops, waarin theorie en praktijk verweven worden. Tenslotte werk je zelf actief mee aan een praktijkgericht onderzoek in de sector.


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
  • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
Beroepsspecifieke competenties
  • OM315 Onderneemt preventieve acties in dagelijkse situaties ter voorkoming of verergering van problemen. Signaleert risicofactoren ten aanzien van maatschappelijke ontwikkelingen en beleidslijnen. Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening. Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.
  • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN

Doelstellingen vooropgesteld in hoor- en werkcolleges:

  • De student kan zelf op zoek gaan naar relevante theoretische kaders, door het inventariseren en selecteren van wetenschappelijke publicaties in het algemeen en wetenschappelijk onderzoek  meer specifiek  in functie van een bepaalde probleemstelling op micro- of mesoniveau.
  • De student kan deze wetenschappelijke literatuur zelfstandig analyseren en verwerken , de wetenschappelijke onderbouw hiervan kritisch bevragen, en op een gefundeerde manier vertalen naar de orthopedagogisch realiteit. 
  • Bij het verwerken van deze publicaties  heeft de student inzicht in de realiteit vanwaaruit het onderzoek werd opgestart, de probleem-en situatieanalyse, de operationalisering van een onderzoeksontwerp, de wijze van inventarisatie, verwerking en analyse van data, de interpretatie van onderzoeksgegevens. Op basis van deze verwerking is hij in staat de relevantie van de nieuwe inzichten af te wegen binnen de eigen orthopedagogische realiteit.
  • De student kan kritisch kijken naar het eigen onderzoeksmatig handelen en kan praktijkgericht onderzoek kritisch benaderen.
  • De student kan inzichten uit wetenschappelijk onderzoek, verbonden met een probleemstelling binnen het werkveld, toegankelijk maken voor derden (cliënten, collega's)
  • De student kan zelfstandig een aanzet geven tot het ontwerpen en uitvoeren van een eenvoudig onderzoek, vertrekkend van een probleemstelling in het werkveld. Op basis van dit onderzoek kan hij genuanceerde conclusies trekken en vertalen naar de praktijk.
  • De student kan op een professionele manier meewerken aan een praktijkonderzoek binnen het orthopedagogische werkveld, heeft inzicht in de ethische en organisatorische consequenties van zo'n onderzoek en kan adviezen formuleren mbt de uitvoering van het onderzoek, rekening houdend met cliënt en organisatie. 
     

Doelstellingen, vooropgesteld in de workshops:

  • De student kan zich verdiepen, zowel individueel als in groep in een nieuw aangereikt thema.
  • De student staat open voor het oefenen van vaardigheden  en het vaardig worden ten aanzien van specifieke competenties die  bruikbaar zijn binnen binnen de aanpak of begeleiding, zoals aan bod komt binnen die specifieke themata.
  • De student kan vanuit denkkaders en reële situaties van cliënten komen tot het formuleren van aangrijpingspunten in begeleiding en behandeling  alsook het formuleren van aandachtspunten voor de gespecialiseerde opvoeder- begeleider

VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

Andere begincompetenties
Zie opleidingsonderdelen: Specifieke opvoeden en Begeleiden deel 1 en 2, Inspirerende Denkkaders, Orthopedagogisch handelen, Orthopedagogisch handelen en Teamwerk,  De mens in zijn omgeving, Begeleiden in een socio-culturele context.

LEERINHOUDEN

ALGEMENE LEERINHOUD VAN HOOR- EN WERKCOLLEGE:
Aan de hand van verschillende actuele onderzoeksrapporten wordt  in dit opleidingsonderdeel  maatschappelijke en methodologische kaders verkend vanuit hun wetenschappelijkheid en vertaald naar de praktijk van de GOB.

In het HOORCOLLEGE  wordt aan de hand van een aantal onderzoeksrapporten en wetenschappelijke publicaties het onderzoeksproces  uiteengezet met aandacht voor veelgebruikte begrippen. De verschillende onderzoeksfasen worden achtereenvolgens verkend:

  • voorafgaand: wetenschapstheoretische inzichten
  • aanleiding van een onderzoek,
  • een kritische probleem- en situatieanalyse ,
  •  van probleemforumering tot concpetueel model
  • operationalisering van een onderzoek
  • dataverzameling en -verwerking
  • interpretatie van onderzoeksresultaten en vertalen van conclusies naar de pedagogische realiteit
  • kritische beoordeling van de methodologie van een onderzoek aan de hand van kwaliteitscriteria 

Op deze manier worden de nodige inzichten verworven om wetenschappelijke publicaties kritisch te hanteren in de eigen professionele werkomgeving. Het doorlopen van het traject biedt ook een basis om zelf mee te werken aan praktijkgericht onderzoek. Bij de bespreking van dit wetenschappelijk onderzoekskader wordt stilgestaan bij de mogelijkheden om met dit kader zelf eenvoudig onderzoek te ontwerpen en uit te voeren, vanuit een eigen probleemstelling.

De WERKCOLLEGES  bieden een verdieping aan de hoorcolleges en bespreken  wetenschappelijke artikels waarin de  concepten en begrippen vanuit de hoorcolleges worden vertaald. Bij de bespreking  wordt vervolgens rekening gehouden met de discussie over de relevantie en toepasbaarheid van  onderzoekgegevens in de dagelijkse praktijk enerzijds en het rapporteren over wetenschappelijk onderzoek anderzijds.
De wetenschappelijke artikels betreffen actueel wetenschappelijk onderzoek, gepubliceerd in vaktijdschriften binnen het orthopedagogisch kennisdomein en toepasbaar op het orthopedagogisch werkveld. 
 

  OEFENGROEPEN (WORKSHOPS): De student schrijft zich in voor twee thema's. De aangeboden themata betreffen steeds actuele onderwerpen, waarrond er een maatschappelijke discussie bestaat. In deze workshops wordt op een interactieve anier gewerkt rond mogelijke aanpak binnen een orthopedagogische setting, vertaald in methodieken, gebruik van specifiek materiaal, handvaten in relatieopbouw, werkprocessen. Er wordt veel aandacht gegeven aan de concrete vertaling naar de praktijk door het werken met casussen, getuigenissen, rollenspelen, ... voor studenten die zich verder willen verdiepen in dit thema wordt literatuur, en andere leerwegen angeboden (via bb).

Elk thema wordt aangeboden gedurende 6 lesuren  gespreid over 2  lesweken. Regelmatige en actieve deelname  aan de workshops is verplicht.

 


STUDIEMATERIAAL
  • Syllabus ' maatschappelijke en methodologische vraagstukken'. Teksten voor de werkcolleges zitten hier als bijlage bij.
  • achtergrondinformatie op blackboard
  • Voor de workshops wordt materiaal uitgedeeld tijdens de oefengroepen en/of ter beschikking gesteld via de blackboardcursus.

 


WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

14

 lesuren

  13,46

practicum en oefeningen:

12

 lesuren

  11,54

vormen van groepsleren:

0

 lesuren

  00,00

studietijd buiten contacturen:

76

 klokuren

  73,08

Verdere toelichting:
    • Hoorcollege  1 u / week.
    • Werkcollege 1 u/week
    • Leesopdrachten ter voorbereiding van  hoor- en werkcolleges enerzijds en het assessment anderzijds.
    • Opdrachten (zie evaluatie) aan de hand waarvan de nieuwe concepten kritisch verwerkt kunnen worden.  De uitwerking van deze opdrachten wordt ondersteund via het discussieforum. Voor de opdracht van het hoorcollege is er ook individuele ondersteuning mogelijk (zie opdracht). 
    • Tijdens oefengroepen/workshops: casusgericht werken, oefeningen, bespreken van gevalsstudies, film- en video-opnamen, groepsgesprekken en discussies, bepsreken van stage-ervaringen, zelfstudie (werkvorm, afhankelijk van het behandelde thema).
    • Zelfstandig bronnen raadplegen en verwerken mbt themata in het kader van levenslang en levensbreed leren.

EVALUATIE

Eerste examenperiode
  • Schriftelijk examen (op 12 punten) over de leerinhouden van het hoorcollege en werkcollege
  • Opdracht 1: 'wetenschappelijke onderzoekspublicaties kritisch lezen, interpreteren en rapporteren met de invloed op het professioneel handelen van een gespecialiseerd opvoeder-begeleider': 6 punten voor presentatie met powerpoint met weging aan de hand van het schriftelijk verslag. Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% in mindering worden gebracht voor taal en vorm. 
  • Opdracht 2: 'Het interpreteren van het eigen project aan de hand van de uit de cursus gedistilleerde denkkaders in functie van het onderzoekend handelen van een gespecialiseerd opvoeder-begeleider': 2 punten. Deze opdracht wordt ingeleverd en bevraagd tijdens het examen.

 

  • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.
  • Oefengroepen (workshops): verplichte aanwezigheid en actieve deelname

tijd voor examinering
uren
2

%
 
 01,92

Tweede examenperiode
  • Schriftelijk examen  (op 12 punten) over de leerinhouden van het hoorcollege en werkcollege.
  • Individuele opdracht 1:(opzoeken en bespreken  van 1 wetenschappelijke publicatie in verbinding met de leerinhouden van hoor- en werkcolleges)  /6 opdracht met enkel een schriftelijk verslag.
  • Individuele opdracht 2: (uitwerken van een praktijkgericht onderzoeksontwerp vanuit de eigen praktijkervaring)  /2 wordt individueel ingeleverd en bevraagd op het examen.  

 

  • Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen.
  • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

 

 

 

3 Orthopedagogie - 3OM - Onderdelen - Ethiek en samenleving (d1)/11
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 00067
Academiejaar: 2009-2010
Type: kern
Niveau: uitdiepend
Programmajaar: 3
Periode binnen het modeltraject: Module 11
Aantal studiepunten: 3
Wegingscoëfficient: 3
Totaal aantal contacturen: 23
Totaal studietijd: 78
Deeltijds programma: deel 1 of 2
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): De Meulder Bert
Franck Jo


 

KORTE OMSCHRIJVING

In dit opleidingsonderdeel wordt het eigen denken, handelen en zijn als ‘individu’ of ‘subject’  en dat van een ‘team’ en een ‘organisatie’ geplaatst in een ruimere context.  Dit met oog voor wat kan en de wijze waarop het kan, en voor wat niet kan en wat niet op die wijze kan. In de antwoorden op concrete hulpvragen gaan vaak opvattingen schuil over verantwoordelijkheid, menswaardigheid, macht, vrijheid en rechtvaardigheid. Over deze opvattingen willen we hier van gedachten wisselen. Door ons te verhouden tot de (filosofische, ethische en maatschappelijke) traditie en tot de toekomst slaan we aan het denken. Een denken dat begrenzend, maar ook bevrijdend kan werken. Denken dat ook een ‘oefening’ kan zijn, niet altijd om onmiddellijk beter te handelen … misschien zelfs niet om ‘beter’ te denken.


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
  • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
  • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
  • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
Beroepsspecifieke competenties

    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
      • De student kan vanuit maatschappelijke, filosofische en ethische denkkaders een kritische houding aannemen ten aanzien van theoretische kaders en wetenschappelijke kennis die in begeleiding/hulpverlening gehanteerd worden.
      • De student kan het effect van culturele, maatschappelijke, Europese en wereldwijde stromen en tendensen weergeven op het eigen denken en handelen.
      • De student kan vanuit (beroeps)ethische denkkaders praktijksituaties analyseren, situeren en er een kritische houding tegenover kunnen aannemen.
      • De student kan vanuit filosofische en ethische denkkaders een kritische houding aannemen ten aanzien van methoden en technieken die in de concrete begeleiding/hulpverlening van een cliënt en zijn systeem/context gehanteerd worden.
      • De student kan het concretiseren en vertalen van ethisch-conatieve dimensies in verbinding met de andere dimensies van de mens in zijn ontwikkeling, naar de cliënt en zijn systeem/context.
      • De student kan verwoorden hoe men samen met de cliënt(en)/het cliëntsysteem zijn/haar/hun belangen op een ethisch verantwoorde manier naar derden toe kan behartigen en in staat zijn hiertoe beschikbare middelen op te zoeken en te hanteren.
      • De student kan vanuit praktijksituaties de deontologische implicaties verwoorden m.b.t. communicatieve informatieverwerking, met oog voor de juridische context.
      • De student kan vanuit praktijksituaties de deontologische implicaties kan verwoorden m.b.t. informatiehantering binnen het team en naar derden.
      • De student kan informatieve gegevens verwoorden op een respectvolle manier, rekening houdend met alle partijen.
      • De student kan maatschappelijke en wetenschappelijke vernieuwende inzichten en tendensen herkennen en deze kritisch en ethisch benaderen.
      • De student kan een bijdrage formuleren in het bewaken van ethische aspecten i.v.m. evoluties binnen het team en de organisatie.
      • De student kan gebruik maken van ethische denkkaders bij het analyseren en uitstippelen van het beleid in een organisatie.
      • De student kan in beroepsethische en filosofische kaders aspecten ontdekken die een steun zijn in het zoekproces en ontwikkelingsproces van zichzelf en zichzelf als gespecialiseerd opvoeder-begeleider.
    • ~

    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
    Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn


    Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

    Andere begincompetenties

    LEERINHOUDEN

    1.      Wat is denken?

    2.      Wat is filosofisch, maatschappelijk en deontologisch denken?

    3.      Hoe denken over verantwoordelijkheid als opvoeder begeleider?

    4.      Hoe denken over menswaardigheid?

    5.      Hoe denken over rechtvaardigheid?

    6.      Hoe denken over macht?

    7.      Hoe denken over vrijheid?


    STUDIEMATERIAAL
      • Cursusmateriaal
      • Blackboard teleleerplatform Ethiek en samenleving (deel 1).
      • Digitale informatiebronnen.

     


    WERKVORMEN
    Soort werkvorm uren  

    %

    hoor- en werkcolleges:

    21

     lesuren

      26,25

    practicum en oefeningen:

    0

     lesuren

      00,00

    vormen van groepsleren:

    0

     lesuren

      00,00

    studietijd buiten contacturen:

    57

     klokuren

      71,25

    Verdere toelichting:
    geen

    EVALUATIE

    Eerste examenperiode
    • Schriftelijk assessment (op 20 punten).

     


    tijd voor examinering
    uren
    2

    %
     
     02,50

    Tweede examenperiode
    • Schriftelijk assessment (op 20 punten).

     

     

     

    3 Orthopedagogie - 3OM - Onderdelen - Organisatie en management/11
      

    O.O. heeft componenten: Neen
    Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
    Code: 00068
    Academiejaar: 2009-2010
    Type: kern
    Niveau: inleidend
    Programmajaar: 3
    Periode binnen het modeltraject: Module 11
    Aantal studiepunten: 4
    Wegingscoëfficient: 4
    Totaal aantal contacturen: 22
    Totaal studietijd: 104
    Deeltijds programma: deel 1 of 2
    Examencontract: mogelijk
    Deliberatie: mogelijk
    Vrijstelling of overdracht: mogelijk
    Onderwijstaal: Nederlands
    Lector(en): Portael Veerle
    Walravens Lieve


     

    KORTE OMSCHRIJVING

    Als gespecialiseerd opvoeder-begeleider is het belangrijk om zicht te krijgen op de ruimere context waarin je werkt.  Daarom reiken we je enkele handvatten om naar het functioneren van organisaties te kijken.  Hierbij komen eerder technische aspecten aan bod, zoals de organisatiestructuur, de financiën en de juridische vorm van de organisatie, maar ook de “zachtere” kant, zoals de organisatiecultuur, kwaliteitszorg en VTO-beleid, missie en strategie. Je krijgt oog voor de onderlinge samenhang van al deze facetten en je leert de betekenis van deze aspecten kennen voor jezelf en je cliënten.  Op die manier kan je op een constructief-kritische manier kijken naar en inspraak hebben in het beleid van de organisatie waar je werkt.


    COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
     Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

    Algemene competenties

    • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
    • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
    • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
    • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
    • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
    • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
    Algemene beroepsgerichte competenties
    • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
    • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
    Beroepsspecifieke competenties
    • OM315 Onderneemt preventieve acties in dagelijkse situaties ter voorkoming of verergering van problemen. Signaleert risicofactoren ten aanzien van maatschappelijke ontwikkelingen en beleidslijnen. Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening. Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.
    • OM317 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten met een ondersteuningsbehoefte optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, emotionele, sociale en motorische ontwikkeling.

    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
    • Studenten kunnen organisaties in de non-profit sector analyseren naar hun juridische aard, organisatiestructuur, organisatiecultuur en financiële situatie en hebben inzicht in de implicaties hiervan voor de GOB en cliënten.
    • Studenten zijn in staat een projectbegroting op te maken en hierin op een adequate manier gebruik te maken van fundraising.
    • Studenten hebben inzicht in de organisatie van kwaliteitszorg binnen een organisatie en het aandeel van de GOB en cliënten hierin.
    • Studenten zien de noodzaak in van levenslang leren en kunnen op zoek gaan naar de geëigende middelen en wegen om VTO-doelstellingen te bereiken.

    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
    Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

    geen


    Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
    geen
    Andere begincompetenties
    • Studenten hebben inzicht in groepsprocessen en teamwerk
    • Studenten hebben een basiskennis van de organisatie van de welzijnssector

    LEERINHOUDEN
    • Inleidende begrippen
    • Organisatiestructuren en v.z.w.-statuten
    • Organisatiecultuur
    • Financies in de nonprofit sector
    • Kwaliteitsmanagement en VTO-beleid
    • Tewerkstelling in de zorgsector

    STUDIEMATERIAAL
    • Debandt, W, Portael, V, & Walravens, L. (2009-2010).  Organisatie en management.  Onuitgegeven syllabus Plantijn Hogeschool. 
    • Ondersteunende documenten op blackboard.

     


    WERKVORMEN
    Soort werkvorm uren  

    %

    hoor- en werkcolleges:

    21

     lesuren

      20,19

    practicum en oefeningen:

    0

     lesuren

      00,00

    vormen van groepsleren:

    0

     lesuren

      00,00

    studietijd buiten contacturen:

    82

     klokuren

      78,85

    Verdere toelichting:
    • Hoor- en werkcolleges met onderwijsleergesprek en oefeningen in groep
    • Individuele verwerkingsopdrachten en verwerkingsopdrachten in groep

    EVALUATIE

    Eerste examenperiode
    • Groepsopdracht: 10 punten. Dit levert voor alle groepsleden dezelfde groepscore op. Deze groepscore wordt individueel aangepast op basis van het peer assessment (max. +/- 2 pt.; geen totaalscore hoger dan 10). Afspraken m.b.t. het indienen van het groepswerk worden meegedeeld tijdens de hoor- en werkcolleges en via blackboard. Niet tijdig indienen van de groepsopdracht leidt tot verlies van max. 2 punten.

     

    • Mondeling examen op 10 punten:

          • Het examen kan volgende typen van vragen omvatten:
            • Vragen naar een toelichting van een aspect van het groepswerk a.h.v. de theorie uit de cursus. Het is noodzakelijk dat je de theorie uit de cursus beheerst teneinde met gesloten boek je antwoord te kunnen motiveren, elementen te kunnen situeren in een groter geheel etc. Het groepswerk zelf wordt door de lector op het examen ter beschikking gesteld.
            • Een zuivere kennisvraag
            • Een toepassingsvraag. Voor dit onderdeel breng je je organogram en v.z.w.-statuten mee (zie opdracht i.f.v. stageplaats).

    tijd voor examinering
    uren
    1

    %
     
     00,96

    Tweede examenperiode
      • Het totaal van de punten op de groepsopdracht + peer assessment uit eerste examenperiode wordt van 10 naar 7 punten herleid.

      • Mondeling examen op 13 punten:

            • Het examen kan volgende typen van vragen omvatten:
              • Vragen naar een toelichting van een aspect van het groepswerk a.h.v. de theorie uit de cursus. Het is noodzakelijk dat je de theorie uit de cursus beheerst teneinde met gesloten boek je antwoord te kunnen motiveren, elementen te kunnen situeren in een groter geheel etc. Het groepswerk zelf wordt door de lector op het examen ter beschikking gesteld.
              • Een zuivere kennisvraag
              • Een toepassingsvraag. Voor dit onderdeel breng je je organogram en v.z.w.-statuten mee (zie opdracht i.f.v. stageplaats).

     

     

    3 Orthopedagogie - 3OM - Onderdelen - Denkkaders & handelingsstrat.psy.prob/12
      

    O.O. heeft componenten: Neen
    Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
    Code: 30166
    Academiejaar: 2009-2010
    Type: kern
    Niveau: uitdiepend
    Programmajaar: 3
    Periode binnen het modeltraject: Module 12
    Aantal studiepunten: 4
    Wegingscoëfficient: 4
    Totaal aantal contacturen: 28
    Totaal studietijd: 104
    Deeltijds programma: deel 1 of 2
    Examencontract: mogelijk
    Deliberatie: mogelijk
    Vrijstelling of overdracht: mogelijk
    Onderwijstaal: Nederlands
    Lector(en): Demesmaeker Greet
    Desloovere Karen
    Schelles Riet
    Van Tongel Wim
    Vanschel Myriam
    Verbeek Mieke
    Walravens Lieve


     

    KORTE OMSCHRIJVING
    Als gespecialiseerd opvoeder-begeleider zal je zeker in contact komen met mensen met psychische problemen. Het succesvol begeleiden van mensen met psychische problemen vraagt een goed begrip van de problemen en de aanknopingspunten om tot verandering te kunnen komen. Dit begrijpen kan vanuit verschillende theorieën en invalshoeken gebeuren. Dit opleidingsonderdeel heeft tot doelstelling om via casusmateriaal een aantal thema's binnen het domein van de psychische problemen te benaderen vanuit verschillende denkkaders. Hierbij zal je je verder verdiepen in eerder verworven kennis betreffende denkkaders en bijhorende handelingsstrategieën in de hulpverlening. Ook willen we je bestaande kennis en vaardigheden uitbreiden door een aantal nieuwe denkkaders te introduceren. Aan de hand van werkcolleges, workshops en een opdracht zal je verschillende denkkaders en handelingsstrategieën leren integreren.

    COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
     Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

    Algemene competenties

    • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
    • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
    • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
    • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
    • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
    • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
    • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
    • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
    Algemene beroepsgerichte competenties
    • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
    • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
    Beroepsspecifieke competenties
    • OM313 Analyseert de hulpvraag van de cliënt / het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handelingsplan of begeleidingsplan op vanuit het doel 'kwaliteit van leven'. Herformuleert agogische vragen. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobserveerde evoluties.
    • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.

    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
    • Zelfstandig casusmateriaal kunnen hanteren en verwerken.
    • Zowel individueel als in groep kritisch kunnen reflecteren over casusmateriaal alsook over mogelijke kaders om dit casusmateriaal te interpreteren.
    • Casusmateriaal / gevalsstudies kunnen bekijken vanuit verschillende perspectieven (kaders) en daarbij een eclectische houding kunnen aannemen.
    • Naast aangereikte kaders ook op zoek kunnen gaan naar andere relevante kaders en deze kunnen vertalen naar een specifieke problematiek.
    • Vanuit denkkaders en vanuit de reële moeilijkheden en mogelijkheden van een cliënt kunnen komen tot het formuleren van aangrijpingspunten naar begeleiding en behandeling alsook tot het formuleren van aandachtspunten voor de gespecialiseerde opvoeder-begeleider.
    • Kritisch reflecteren, zowel individueel als in groep, over mogelijke aangrijpingspunten naar begeleiding en behandeling alsook naar aandachtspunten voor de gespecialiseerde opvoeder-begeleider.
    • Zich verdiepen, zowel individueel als in groep, in een nieuw aangereikt thema.
    • Open staan voor het oefenen van vaardigheden en het vaardig worden ten aanzien van specifieke competenties die bruikbaar zijn in het begeleiden en behandelen van psychische problemen.

    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
    Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

    Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

    Andere begincompetenties
    geen
    LEERINHOUDEN
    • WERKCOLLEGES
        • In de werkcolleges worden een aantal courante denkkaders i.v.m. psychische problemen besproken en toegepast op diverse probematieken. Denkkaders die verondersteld worden al gekend te zijn, worden slechts zijdelings aangehaald; de klemtoon ligt op de (relatief) nieuwe denkkaders.
      • Kaders waar mee gewerkt wordt:
        • "oude" kaders vanuit eerder in de opleiding:
          • cliëntgericht kader
          • contextueel kader
          • systeemdenken en communicatietheorie
        • "nieuwe" kaders die in de eerste vier weken aan bod komen:
          • Leertheoretisch kader (toegepast op somatoforme stoornissen)
          • Cognitief kader (toegepast op posttraumatische stresstoornis)
          • Psychodynamisch kader (objectrelationeel) (toegepast op hechtingsstoornissen)
          • Biopsychosociaal kader (toegepast op depressie en automutilatie)

     

    • OEFENGROEPEN:
      • Diverse praktijkgerichte thema's waarin op een interactieve manier gewerkt wordt rond hetzij voor de student nieuwere denkkaders en visies m.b.t.  psychische problemen, hetzij voor de student nieuwere handelingsstrategieën m.b.t. psychische problemen.
      • Student schrijft zich in voor twee thema's. Elk thema wordt aangeboden gedurende 6 lesuren gespreid over 2 lesweken ( 2uX3).
      • Regelmatige en actieve deelname aan 2 workshops is verplicht.

    STUDIEMATERIAAL
    • Werkcolleges: Desimpelaere, P., Peeters, S., & Walravens, L. (2010). Denkkaders en handelingsstrategieën bij psychische problemen: werkcolleges. Onuitgegeven syllabus. Antwerpen: Plantijn Hogeschool.
    • Voor de workshops wordt materiaal desgevallend uitgedeeld tijdens de oefengroepen en/of ter beschikking gesteld via de blackboardcursus.

    WERKVORMEN
    Soort werkvorm uren  

    %

    hoor- en werkcolleges:

    14

     lesuren

      13,46

    practicum en oefeningen:

    14

     lesuren

      13,46

    vormen van groepsleren:

    0

     lesuren

      00,00

    studietijd buiten contacturen:

    76

     klokuren

      73,08

    Verdere toelichting:

    EVALUATIE

    Eerste examenperiode
    • Werkcolleges: 1 opdracht waarbij de student een opgegeven casus behandelt vanuit twee opgegeven denkkaders. Rond deze casus heeft de student aan het einde van de module een uitwisseling met medestudenten die dezelfde casus behandelden vanuit andere denkkaders. Over deze vergadering schrijft de student een persoonlijke synthese en evaluatie. Deze opdracht staat op 20 punten.  De basis hiervoor is de individuele score op het verslag van de eigen uitwerking van de casus enerzijds (12 punten) en de teamvergadering anderzijds (8 punten).  Deze individuele score kan nog met maximaal twee punten worden vermeerderd of verminderd op basis van het peer assessment door de leden van de teamvergadering. Studenten die ongewettigd afwezig zijn op de teamvergadering, verliezen de 8 punten van dit onderdeel.
    • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

    • Oefengroepen: verplichte aanwezigheid en actieve deelname.

    tijd voor examinering
    uren
    0

    %
     
     00,00

    Tweede examenperiode
  • Werkcolleges: 1 opdracht waarbij een casus grondig uitgewerkt wordt o.b.v. (een aantal) oude en nieuwe denkkaders. 
  • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.
  • Oefengroepen: hiervoor wordt geen vervangopdracht voorzien.
  • Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen.
  •  

     

    3 Orthopedagogie - 3OM - Onderdelen - Ethiek en samenleving (d2)/12
      

    O.O. heeft componenten: Neen
    Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
    Code: 00071
    Academiejaar: 2009-2010
    Type: kern
    Niveau: uitdiepend
    Programmajaar: 3
    Periode binnen het modeltraject: Module 12
    Aantal studiepunten: 3
    Wegingscoëfficient: 3
    Totaal aantal contacturen: 21
    Totaal studietijd: 78
    Deeltijds programma: deel 1 of 2
    Examencontract: mogelijk
    Deliberatie: mogelijk
    Vrijstelling of overdracht: mogelijk
    Onderwijstaal: Nederlands
    Lector(en): De Jonghe Ingrid
    De Meulder Bert


     

    KORTE OMSCHRIJVING
    De werkcolleges worden georganiseerd in de vorm van octaviaanse discussies rond aangebrachte teksten. Het doel is een discussie en de uitwisseling van ideeën over controversiële onderwerpen te bevorderen op een minder confronterende wijze. Dit betekent dat enkele studenten de discussie leiden en de anderen uitgenodigd worden deel te nemen. De discussies gaan over ethisch maatschappelijke thema's gelinkt aan het werkveld. Wekelijks dienen de teksten goed voorbereid te worden. Een tafel met acht stoelen staat in het midden (geeft tevens het maximum aantal deelnemers aan). Uit de kring daarrond komen en gaan de deelnemers. De lector modereert het geheel.

    COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
     Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

    Algemene competenties

    • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
    • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
    • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
    • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
    • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
    • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
    • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
    • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
    • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
    Algemene beroepsgerichte competenties
    • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
    • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
    • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
    Beroepsspecifieke competenties

      SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
      • De student kan beroepsethische en criminologische denkkaders betrekken in de analyse van de problemen van cliënten en de opvolging ervan, met oog voor de sociologische en juridische context waarbinnen deze zich voordoen.
      • De student kan vanuit filosofische en ethische denkkaders een kritische houding aannemen ten aanzien van  theoretische kaders en wetenschappelijke kennis die in begeleiding/hulpverlening gehanteerd worden.
      • De student kan het effect van culturele, maatschappelijke, Europese en wereldwijde stromen en tendensen weergeven op het eigen denken en handelen.
      • De student kan vanuit ethische denkkaders praktijksituaties analyseren, situeren en er een kritische houding tegenover aannemen
      • De student kan vanuit filosofische en ethische denkkaders een kritische houding aannemen ten aanzien van methoden en technieken die in de concrete begeleiding/hulpverlening van een cliënt en zijn systeem/context gehanteerd worden.
      • De student kan informatieve gegevens verwoorden op een respectvolle manier, rekening houdend met alle partijen.
      • De student kan maatschappelijke en wetenschappelijke vernieuwende inzichten en tendensen herkennen en deze kritisch en ethisch benaderen.
      • De student kan een bijdrage formuleren in het bewaken van ethische aspecten i.v.m. evoluties binnen het team en de organisatie.
      • De student kan gebruik maken van ethische denkkaders bij het analyseren en uitstippelen van het beleid in een organisatie.
      • De student kan in beroepsethische en filosofische kaders aspecten ontdekken die een steun kunnen zijn in het zoekproces en ontwikkelingsproces van zichzelf en zichzelf als gespecialiseerd opvoeder-begeleider.

      VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
      Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

      Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

      Ethiek en samenleving (deel 1)


      Andere begincompetenties

      LEERINHOUDEN

      Het discussiemateriaal bestaat uit artikels uit (ortho)pedagogische en ethisch- maatschappelijke literatuur waaruit ethische thema’s geplukt worden in de brede context van de werkvelden van bachelors orthopedagogie.

      STUDIEMATERIAAL
      • Cursusmateriaal (syllabus).
      • Blackboard teleleerplatform Ethiek en samenleving (deel 1).
      • Digitale informatiebronnen.

      WERKVORMEN
      Soort werkvorm uren  

      %

      hoor- en werkcolleges:

      21

       lesuren

        26,92

      practicum en oefeningen:

      0

       lesuren

        00,00

      vormen van groepsleren:

      0

       lesuren

        00,00

      studietijd buiten contacturen:

      57

       klokuren

        73,08

      Verdere toelichting:

      Naast een externe dialoog kunnen de studenten ook een interne dialoog aantonen adhv  een reflectieverslag over elke tekst en discussie. Hier wordt de persoonlijke verwerking van de tekst en van de discussie beoordeeld. Per thema mogen maximum twee A4 pagina's gebruikt worden. De student kan verwijzingen naar bronnen ter staving van verdieping en opzoekingswerk toevoegen.


      EVALUATIE

      Eerste examenperiode

      Permanente evaluatie/ externe dialoog:                                      /7

      Rol discussieleid(st)er:                                                                  /6

      Reflectieverslagen/ Interne dialoog:                                                                     /7

      Totaal:                                                                                                                        /20

       

       


      tijd voor examinering
      uren
      0

      %
       
       00,00

      Tweede examenperiode

      Enkel de interne dialoog  op /7 punten kan opnieuw gedaan worden d.m.v. herwerking van de verzameling reflectieverslagen.

      De punten op /13 behaald op de onderdelen 'permanente evaluatie/externe dialoog' en 'rol discussieleid(st)er' tijdens de eerste examenperiode worden overgedragen naar de tweede examenperiode.