ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

3 Orthopedagogie - 3OM - Onderdelen - Stage/stage - supervisie/9 & 10
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 00063
Academiejaar: 2009-2010
Type: kern
Niveau: gespecialiseerd
Programmajaar: 3
Periode binnen het modeltraject: Module 9-10
Aantal studiepunten: 30
Wegingscoëfficient: 30
Totaal aantal contacturen: 739
Totaal studietijd: 780
Deeltijds programma: deel 1 of 2
Examencontract: niet mogelijk
Deliberatie: niet mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Avonds Mieke
De Meulder Bert
De Roey David
Der Kinderen Gwenda
Fierens Caroline
Hamvas Jessy
Mallentjer Maite
Schelles Riet
Serrien Jeannine
van Vlerken Mieke
Verjans Joël
Vonken Femke


 

KORTE OMSCHRIJVING
In dit opleidingsonderdeel brengt de student alle theorie en kennis die hij tot dan toe verworven heeft en alle ervaringen die hij opdeed samen in een intensieve praktijkervaring gedurende 16 weken. De student en zijn leerproces worden hierbij ondersteund door zowel stagebegeleiding als begeleide stagesupervisie. Een stage speelt zich immers niet alleen af op de werkvloer van een voorziening of in relatie met hulpvragers/gebruikers. Wat er op school gebeurt, de schriftelijke rapportage en stagesupervisiebijeenkomsten is een wezenlijk onderdeel van deze praktijkervaring. Stagesupervisie is een reflectieve leermethode die de student mogelijkheid biedt om zicht te krijgen op eigen functioneren in het beroep van gespecialiseerd opvoeder-begeleider.

COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
Beroepsspecifieke competenties
  • OM315 Onderneemt preventieve acties in dagelijkse situaties ter voorkoming of verergering van problemen. Signaleert risicofactoren ten aanzien van maatschappelijke ontwikkelingen en beleidslijnen. Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening. Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.
  • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.
  • OM317 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten met een ondersteuningsbehoefte optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, emotionele, sociale en motorische ontwikkeling.
  • OM318 Ondersteunt en ontwikkelt netwerken van de cliënt. Behartigt de belangen en de rechten van de cliënt en het cliëntsysteem. Brengt verbindingen tot stand tussen de verschillende contexten waarin de cliënt / het cliëntsysteem leeft en werkt.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
    • SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN MBT STAGE
      •  Denk- en redeneervaardigheid
        • Kent de visie van de voorziening en handelt ernaar.
        • Kent de methoden, technieken en begrippenkaders die binnen de stageplaats gebruikt worden om het hulpverleningsdoel te bereiken.
        • Toont in rapportage (mondeling/schriftelijk) dat hij praktijksituaties analyseert.
        • Toont in zijn (ortho)(ped)agogisch handelen dat hij de wisselwerking theorie/praktijk beginnend integreert.
        • Laat zich inspireren door wetenschappelijk onderzoek
      • Informatie verwerken en verwerven
        • Neemt observatieverslagen en dossiers door.
        • Stelt vragen en wisselt kennis en ervaring uit.
        • Gaat op een deontologische manier met informatie om.
      • Leidinggeven
        • Beschrijft en bespreekt het evenwicht tussen individueel en groepsgericht werken en toont een bewuste keuze in zijn handelen.
        • Beschrijft, bespreekt en hanteert groepsdynamische processen. 
      • Handelingsplanner
        • Observeert actief.
        • Vormt zich een beeld van de cliënt, formuleert en toetst hierbij hypothesen.
        • Begeleidt de cliënt in het formuleren van zijn ondersteuningsvraag, rapporteert hierover formeel en informeel.
        • Benoemt de eigenschappen, activiteiten, gedragingen en houdingen van de cliënt die ondersteund, gestimuleerd of gewijzigd worden.
        • Vanuit dit inzicht rapporteert de student over geobserveerde evoluties om zo geformuleerde doelen en middelen in het handelings- of begeleidingsplan te optimaliseren.
        • Hanteert het handelings- of begeleidingsplan als leidraad.
      • Organisator en ondersteuner m.b.t. wonen, leren en vrije tijd
        • Heeft zicht op het klimaat waarin cliënten optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen.
        • Organiseert en begeleidt woon-, leer-, werk- en vrijetijdsactiviteiten op intentionele wijze.
      •  Ondersteuner en ontwikkelaar van netwerken
        • Ondersteunt netwerken van de cliënt.
        • Behartigt de belangen en de rechten van de cliënt en het cliëntsysteem.
      • Teamgericht werken
        • Rapporteert mondeling en schriftelijk: briefing, dagboek, teamvergadering,…
        • Heeft respect voor inbreng van anderen.  
        • Neemt initiatief in het opnemen van taken.
        • Houdt zich consequent aan gemaakte afspraken.
        • Verwerft een eigen plaats binnen het team.
        • Neemt actief deel aan vergaderingen.
        • Communiceert voldoende en op gepaste wijze.
        • Laat zich ondersteunen.
      • (Internationale) cultuurgerichtheid
        • Is zich bewust van de eigen cultuur (lees ook: referentiekader) als basis voor kennismaking met andere culturen.
        • Gaat op professionele wijze om met (inter)culturele verschillen
      • Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid, samenhangend met de beroepspraktijk.
        • Kent de structuur van de organisatie, de functies binnen de organisatie, de samenwerkingsverbanden en overlegstructuren. 
        • Heeft zicht op de opdracht die de organisatie inneemt in de maatschappij.
        • Heeft zicht op het kwaliteitsbeleid binnen de organisatie.
        • Heeft oog voor maatschappelijke vraagstukken en stelt zich kritisch op.
      • Ingesteldheid tot levenslang leren. 
        • Maakt zijn leerproces zichtbaar voor zichzelf, het team, de stagebegeleider en de praktijklector.
        • Staat open voor feedback, neemt initiatief tot het vragen van en geven van feedback.
      • Kritisch reflecteren
        • Heeft een kritische ingesteldheid tegenover zichzelf, de voorziening, de maatschappij.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN MBT STAGESUPERVISIE 

    • De student heeft de  ingesteldheid tot levenslang leren.

      • Formuleert leerpunten en gaat op zoek naar wegen om de vastgestelde punten weg te  werken. 

      • Controleert voortgang en resultaten van het leerproces en stuurt bij waar nodig.

      • Maakt zijn leerproces zichtbaar voor zichzelf, het team, de stagebegeleider en de praktijklector.

      • Staat open voor feedback, neemt initiatief tot het vragen van en geven van feedback .

    • De student kan kritisch reflecteren.
      • Geeft mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. (cfr attitudesteekkaart).
      • Beschrijft en bespreekt zijn reflecties op de stage-ervaringen.
      • Hanteert kritische zelfreflectie als beroepshouding.
      • Selecteert adequate werksituatie(s) en beschrijft hierbij zijn persoonlijke grondhouding.
      • Formuleert vanuit de persoonlijke grondhouding leergebieden en leerdoelen op vlak van werkuitvoering.
      • Formuleert vanuit het geselecteerde leergebied en leerdoel, en vanuit de bevraagde grondhouding, leervragen op vlak van het persoonlijke leerproces.
      • Bevraagt leergebieden van andere studenten op een gepaste wijze.
      • Abstraheert aan de hand van de theoretische kennis de werkervaring of concretiseert de theoretische kennis aan de hand van de werkervaring.
      • Breidt de kennis over de werkuitvoering uit naar het totale werkveld van een GOB, door de persoonlijke werkervaringen en die van andere groepsleden te verbreden.
    • De student kan informatie verwerven en verwerken.
      • Structureert zijn reflecties op het eigen handelen in een helder werkverslag aan de hand van de reflectiecyclus (zie leergroep 1 OM).
      • Rapporteert in een reflectieverslag over de stagesupervisiebijeenkomst, en (zowel wat betreft de inhouden als wat betreft de groepsprocessen en de gekregen feedback).
      • Toont in zijn bevraging dat de werkverslagen van medesupervisanten grondig gelezen worden.
    • De student kan projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling.
      • Bezorgt nauwkeurig verslaggeving aan de leden van de stagesupervisiegroep en heeft deze ter beschikking tijdens sessies.
      • Neemt actief deel aan de groepsessies door situaties helder te verwoorden, in te gaan op vragen van anderen en de anderen te bevragen.
      • Toont in de voorstelling van zijn portfolio dat hij opdrachten en/of informatie verwerkt in functie van het eigen leerproces (bvb verbinding theorie en praktijk).
    • De student kan beschikken over het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken.
      • Weegt zorgvuldig af welke informatie betreffende de cliënten, het beroepsteam en de organisatie noodzakelijk en gepast is binnen de stagesupervisiegroep (cfr. deontologie).
      • Respecteert vertrouwelijkheid van uitgewisselde informatie.
      • Hanteert een zorgzaam schriftelijk en mondeling taalgebruik.
    • De student kan teamgericht werken.
      • Draagt zorg voor een veilig leerklimaat in de stage-supervisiegroep.
      • Betuigt respect voor ideeën, gevoelens, visies, normen en waarden van de leden van de stage-supervisiegroep.
      • Geeft adequaat feedback (dwz actief luisteren naar het leermateriaal van de medestudenten; feedback constructief formuleren en nagaan hoe deze ontvangen is).
      • Openstaan voor feedback (dwz actief luisteren naar feedback door supervisor en andere groepsleden en aangeven hoe men de feedback ontvangt).
      • Benoemt rolpatronen binnen het groepsgebeuren van de stagesupervisie.
    • De student heeft besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid, samenhangend met de beroepspraktijk 
      • Verwoordt wat de invloed van de brede maatschappelijke context en universeel normatief denken (ethisch denken, rechten van de  mens) is op de eigen grondhouding. 
    • De student verkent persoonlijke leerwegen en actiewegen om zijn leerproces tot stand te brengen. 
      • Maakt dit leerproces zichtbaar in het reflectieverslag.
      • Maakt in het eindverslag een leerlijn zichtbaar (met leerdoelen en leervragen) die aantoont wat meegenomen wordt naar de volgende werkervaring .

VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

Geslaagd voor het tweede programmajaar orthopedagogie

Specifieke voorwaarden voor ‘Stage/stage-supervisie in het buitenland:

  1. Is geslaagd voor het tweede programmajaar
  2. Is geslaagd voor stage/stage-supervisie tweede programmajaar met minstens 12/20
  3. Voldoet aan de specifieke selectiecriteria vermeld in de leidraad voor kandidaat-studenten buitenlandse stage/stage-supervisie

Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

De stage staat steeds in verbinding met voorgaande opleidingsonderdelen en modules : hiermee bedoelen we zowel theoretische inhouden als verworven vaardigheden en attitudes.


Andere begincompetenties
Geen.
LEERINHOUDEN
  • Vertrekkend vanuit de praktijksituaties komen volgende thema's aan bod:
    • werken met de doelgroep.
    • werken in teamverband.
    • werken binnen een organisatie.
    • werken rond zichzelf als gespecialiseerd opvoeder-begeleider.
  • We benaderen deze thema's vanuit integratie, reflectie en evaluatie.

STUDIEMATERIAAL
  • Stagebundel, stagecontract, uurschema's, stagereglement, rapportage in functie van stage en stagesupervisie, evaluatieformulieren van stage en stagesupervisie, het beroepsprofiel van de opvoeder-begeleider en syllabus leergroep van het eerste en het tweede jaar.

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

0

 lesuren

  00,00

practicum en oefeningen:

710

 lesuren

  91,03

vormen van groepsleren:

24

 lesuren

  03,08

studietijd buiten contacturen:

41

 klokuren

  05,26

Verdere toelichting:
  • De student loopt een stage van 16 weken in een eenzelfde voorziening, met een vast team van professionelen. De student wordt ingeschakeld in een bestaande werking en krijgt ruimte om te participeren, zich de taken van een gespecialiseerd opvoeder-begeleider eigen te maken, en te evolueren naar een actief en zelfstandig functioneren als opvoeder-begeleider.
  • De student presteert 36u/week op de werkvloer,
  • Hij mag 2u/ week besteden aan verslaggeving en studie.
  • De student wordt begeleid vanuit de Plantijn Hogeschool door een praktijklector, deze laatste voorziet verschillende contacten nl: een infomoment op school bij aanvang van de stage, een telefonisch contact met de stagebegeleider bij aanvang van stage, een tussentijdse evaluatie, een eindevaluatie op de stageplaats en een nabespreking tijdens module 11.
  • De stagiair wordt uitgenodigd in de school voor  stagesupervisiebijeenkomsten. (zie stagebundel ) Werkervaringen worden in een groep van vier collega-stagiairs besproken onder begeleiding van de stagesupervisor. Samen wordt gezocht naar de manier waarop de student zijn ervaring en vakkennis verbindt, er wordt ingegaan op de vraag wat hij heeft  geleerd en hoe. De stagesupervisie als ondersteuning bij de stage bestaat uit: 7 stagesupervisiebijeenkomsten,het tussen de bijeenkomsten maken van reflectieverslagen en werkverslagen als voorbereiding voor de volgende bijeenkomst,een tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie.
  • Op vraag van praktijklector, stagebegeleider of student kunnen er individuele gesprekken georganiseerd worden.
  • De student wordt op de stageplaats begeleid door een stagebegeleider die op regelmatige basis feedbackgesprekken organiseert.
  • portfolio met verslaggeving (zie stagebundel).

EVALUATIE

Eerste examenperiode

De stagebeoordeling gebeurt op basis van:

  • de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie aan de hand van het evaluatieschema, waarbij de stagiair aanwezig is;
  • een kwantitatieve beoordeling aan de hand van procentuele normen, waarbij de stagiair in principe niet aanwezig is;
  • een appreciatie onder de vorm van een synthese gegeven aan de stagiair door de praktijklector en de stagebegeleider;

Voor het toekennen van de punten, door de praktijklector, wordt rekening gehouden met: de al dan niet behaalde competenties, de evoluties van de stagiair over de drie studiejaren en de twee stageperiodes, de stagesupervisies, de eventuele individuele besprekingen, de evaluatiebesprekingen en de schriftelijke opdrachten die verwacht worden van de stagiair door de praktijklector van de school.

  • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm ; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

tijd voor examinering
uren
5

%
 
 00,64

Tweede examenperiode

Voor dit opleidingsonderdeel is geen tweede examenperiode mogelijk.

Indien een derdejaarsstage opnieuw moet worden gedaan kan de student daarvoor niet naar het buitenland.