ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

2 Orthopedagogie - 2OM - Onderdelen - Psychiatrische stoornissen/5
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 2OM01
Academiejaar: 2009-2010
Type: kern
Niveau: inleidend
Programmajaar: 2
Periode binnen het modeltraject: Module 5
Aantal studiepunten: 3
Wegingscoëfficient: 3
Totaal aantal contacturen: 23
Totaal studietijd: 78
Deeltijds programma: deel 1
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Dos Santos Santiago Artinizio


 

KORTE OMSCHRIJVING
In welke sector je ook werkt, overal zal je ooit wel eens in contact komen met cliënten met een psychiatrische stoornis. In dit opleidingsonderdeel staan we stil bij visies op een aantal psychiatrische stoornissen ( zie leerinhouden) vanuit de maatschappij en vanuit een wetenschappelijk kader. Je leert over mogelijke oorzaken van psychiatrische stoornissen, de verschijningsvormen ervan, de prognose en aandachtspunten voor de behandeling en de begeleiding van deze cliënten. Aan de hand van beeldmateriaal, gevalsbeschrijvingen en oefeningen kan je je een concreter beeld vormen van deze aspecten.

COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
  • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
Beroepsspecifieke competenties
  • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.
  • OM317 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten met een ondersteuningsbehoefte optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, emotionele, sociale en motorische ontwikkeling.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
  • De student kent het begrippenkader ivm de aangeboden theoretische en methodische kaders en wetenschappelijke kennis.
  • De student kan de voornaamste vormen van psychiatrische stoornissen herkennen en van elkaar onderscheiden.
  • De student heeft inzicht in de theorieën en modellen ten grondslag liggend aan de behandeling van psychische, psychosociale en psychosomatische problemen.
  • De student analyseert vanuit zijn kennis van psychiatrische stoornissen (probleem)situaties met cliënten behorend tot verschillende doelgroepen op een wetenschappelijk onderbouwde wijze.
  • De student kan de verkregen inzichten integreren in de begeleiding van en de hulpverlening aan verschillende doelgroepen.
  • De student kan op een adequate, zelfstandige en kritische wijze verschillende geschreven bronnen raadplegen. 
  • De student kan de ingewonnen informatie uit toegepaste wetenschappelijke literatuur begrijpen en interpreteren.  
  • De student kan een aantal belangrijke begrippen benoemen en deze hanteren ten behoeve van de samenwerking met andere disciplines die betrokken zijn bij de behandeling van psychiatrische patiënten.
  • De student bejegent mensen (cliënten, leerlingen of ouders) met een psychiatrische stoornis op een professionele en respectvolle manier.
  • De student kan m.b.t. de beeldvorming rond en bejegening van personen met een psychiatrische stoornis sensibiliserend optreden t.a.v. derden.

VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
geen
Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
geen
Andere begincompetenties
Eindtermen hoger secundair onderwijs
LEERINHOUDEN
  • Inleiding en diagnostisch proces (zelfstudie)
  • Reactieve hechtingsstoornissen
  • Psychotische stoornissen
  • Stemmingsstoornissen
  • Somatoforme stoornissen
  • Dissociatieve stoornissen
  • Persoonlijkheidsstoornissen
  • Seksuele en geslachtsidentiteitsstoornissen
  • Enkele aandachtspunten bij de behandeling van mensen met psychiatrische stoornissen:
    • KOPP-kinderen
    • Psychofarmacologie
  • Voor de behandelde stoornissen komen volgende aspecten aan bod: etiologie, behandeling, verloop, preventie, specifieke aspecten i.v.m. begeleiding en het omgaan met personen met een psychiatrische stoornis

STUDIEMATERIAAL
  • Syllabus 'Psychiatrische stoornissen'
  • Rigter, J.(2002). Ontwikkelingspsychopathologie. Bussum:Coutinho .
  • PowerPoint Presentaties bij de hoorcolleges en werkcolleges (op Blackboard)
  • Nota's die je maakt tijdens de lessen

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

21

 lesuren

  26,92

practicum en oefeningen:

0

 lesuren

  00,00

vormen van groepsleren:

0

 lesuren

  00,00

studietijd buiten contacturen:

55

 klokuren

  70,51

Verdere toelichting:
  • hoorcolege 2u/week
  • werkcollege 1u/week 
  • zelfstudie van een aantal teksten
  • leesopdrachten ter voorbereiding van hoor- en werkcolleges

 


EVALUATIE

Eerste examenperiode
  •   Een schriftelijke opdracht op 2 van de 20 punten

      • Je maakt de opdracht thuis en dient deze in samenspraak met de lector tijdig in. Als je afwezig bent, moet je dit wettigen door een officieel document. Je geeft de taak dan de eerstvolgende les af
      • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.
  • Een schriftelijk examen op 18 van de 20 punten

.

tijd voor examinering
uren
2

%
 
 02,56

Tweede examenperiode
  • De punten op de schriftelijke opdracht vanuit de eerste examenperiode blijven behouden.
  • Een schriftelijk examen op 18 van de 20 punten

 

 

2 Orthopedagogie - 2OM - Onderdelen - (Ortho)(ped)agogisch handelen/5
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 00060
Academiejaar: 2009-2010
Type: kern
Niveau: uitdiepend
Programmajaar: 2
Periode binnen het modeltraject: Module 5
Aantal studiepunten: 5
Wegingscoëfficient: 5
Totaal aantal contacturen: 58
Totaal studietijd: 130
Deeltijds programma: deel 1 of 2
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Adams Carl
De Meulder Bert
Eraets Kristel
Hofman Bart
Van Dingenen Gwen
Van Heden Anki
Vanschel Myriam


 

KORTE OMSCHRIJVING

Dit opleidingsonderdeel reikt in de hoorcolleges toegepaste psychologische kaders aan die de opvoeder-begeleider ondersteunen bij de fundering van het handelen.

Het handelen wordt uitvoerig 'uitgedacht' en 'uitgeprobeerd' in de (ortho) (ped) agogische en expressieve oefengroepen op vlak van het methodisch begeleiden van groepen.

Verder worden nog vaardigheden geoefend op vlak van het voeren van probleemverhelderende gesprekken, het methodisch omgaan met pesten in groepssituaties, methodisch handelen bij conflicten tussen cliënt(en) en de opvoeder-begeleider en het methodisch handelen bij agressief gedrag in crisissituaties.

Aan deze laatste twee thema's wordt ook in de bewegingsagogische oefengroep gewerkt.  

 


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
  • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
Beroepsspecifieke competenties
  • OM313 Analyseert de hulpvraag van de cliënt / het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handelingsplan of begeleidingsplan op vanuit het doel 'kwaliteit van leven'. Herformuleert agogische vragen. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobserveerde evoluties.
  • OM314 Organiseert woon-, leer-,werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodische, planmatige wijze. Begeleidt woon-, leer-, werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodisch, planmatige wijze. Hanteert een instrumentarium van muzisch-agogische methoden. Hanteert bewust en doelgericht orthopedagogische grondvormen.
  • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.
  • OM317 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten met een ondersteuningsbehoefte optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, emotionele, sociale en motorische ontwikkeling.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
  • m.b.t. werken met (leef)groepen van cliënten kan de student
    • groepssituaties, waarbinnen cliënten functioneren, analyseren vanuit het conceptueel kader dat in 1 OM in het OO 'Ervaren, exploreren en communiceren' is aangebracht
    • hypothesen formuleren omtrent het functioneren van een (leef)groep van cliënten
    • actievoorstellen formuleren om processen en patronen in (leef)groepen van cliënten te ondersteunen en te begeleiden
    • functionele regelhantering en programmering  hanteren als methode van opvoeden en begeleiden naar (leef)groepen met cliënten
    • leiderschap opnemen in groepssituaties en groepsactiviteiten met cliënten  leiden in gesimuleerde situaties, waaronder groepsgesprekken, beeldende expressieve en bewegingsexpressieve activiteiten
  • m.b.t. het werken met cliënten in een één-één situatie, heeft de student funderende en conceptuele kennis m.b.t. 
    • het werken vanuit een cliëntgerichte benadering (grondslagen van de humanistische psychologie met praktijkgerichte toepassingen, grondslagen van de creatieve agogiek)
    • veranderingsprocessen bij mensen (grondslagen van de biologische en cognitieve psychologie en van het behaviorisme)
    • begeleidende tweegesprekken (fasenmodel, processen van overdracht, tegenoverdracht en verdedigingsmechanismen m.i.v. de grondslagen van de psychoanalyse)
    • benoemen van gespreksinterventies in begeleidende tweegesprekken
    • beoordelen van begeleidende tweegesprekken vanuit een cliëntgerichte benadering
    • voeren van probleemverhelderende gesprekken vanuit een cliëntgerichte grondhouding en een samenwerkingsmodel
  • werkt de student met cliënten vanuit een bewegingsagogische en manueel agogische grondhouding
  • m.b.t. het methodisch handelen bij pesten, conflictsituaties en situaties met agressief gedrag en geweld:
    • is de student zich bewust van de eigen weerbaarheid en de eigen conflicthanteringsstijl 
    • hanteert hij/zij funderende, conceptuele en methodische kennis m.b.t. het omgaan met pesten 
    • analyseert hij/zij conflictsituaties, beoordeelt  hij/zij de aanpak en de toepassing van de handelwijze 'persoon ontmoeten', 'conflict ontwijken' en 'gedrag beheersen' 
    • hanteert hij/zij funderende, betekenisverlenende en methodische kennis m.b.t. het omgaan met agressief gedrag en geweld

VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
Ervaren, exploreren en communiceren delen 1, 2 en 3
Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

geen


Andere begincompetenties
geen
LEERINHOUDEN
  • Psychologische denkkaders met hun (orthopedagogische) toepassingsmogelijkheden
    • psychoanalyse
    • behaviorisme
    • humanistische psychologie
    • cognitieve psychologie
    • biologische psychologie
  • Processen en patronen in (leef)groepen van cliënten
    • Methodisch hanteren van (leef)groepen in de functie van een opvoeder-begeleider en het uitdiepen van volgende methodes :
      • het inzetten van leiderschap
      • functionele regelhantering
      • programmering
      • het  leiden van groepsgesprekken
  • Bewegingsagogische methodes en roltraining geweldloos omgaan met fysieke agressie.
  • Manueel agogische methodes
  • Individuele gespreksvoering vanuit een cliëntgerichte grondhouding en een samenwerkingsmodel
  • Methodisch hanteren van
    • pesten in een groepssituatie
    • conflictsituaties tussen opvoeder/begeleider en cliënt
    • agressief gedrag  in crisissituaties

STUDIEMATERIAAL
  • Cursus '(Ortho)(ped)agogisch handelen ', (ortho)(ped)agogische oefengroep 2 OM
  • Syllabus Bewegingsagogische oefengroep 2 OM Myriam Vanschel
  • Syllabus 'Manueel agogische oefengroep 1 OM' Kristel Eraets 
  • RIGTER, J. (2008). Het Palet van de Psychologie. Stromingen en hun toepassingen in de hulpverlening. Bussum : Coutinho.

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

7

 lesuren

  05,38

practicum en oefeningen:

49

 lesuren

  37,69

vormen van groepsleren:

0

 lesuren

  00,00

studietijd buiten contacturen:

72

 klokuren

  55,38

Verdere toelichting:
  • Hoorcolleges: aanreiken van funderende en conceptuele kennis (psychologische kaders en hun toepassingen in de hulpverlening).

 

  • Oefengroepen:
    • oefenen en trainen van grondhouding en vaardigheden i.v.m. het (be)(ge)leiden van groepssituaties, individuele gespreksvoering en het methodisch hanteren van 'moeilijke' situaties  (pesten, conflictsituaties, agressief gedrag) d.m.v. opdrachten en rollenspelen (met o.a. het gebruik van audiovisuele middelen). 
    • verdiepen, uitwerken en toepassen van expressief agogische werkvormen in het begeleiden van een groep
  • Opdrachten:
    • het begeleiden van de groep vanuit een bewegingsagogische en manueel agogische werkwijze
    • het voeren, analyseren en beoordelen van een individueel cliëntgericht gesprek
    • het maken van een uitgewerkt schema van een conflict tussen gespecialiseerd opvoeder-begeleider & cliënt in groepscontext
  • (Begeleide) zelfstudie:
    • een aantal hoofdstukken uit het boek van Jakop Rigter: Het palet van de psychologie
    • de cursus '(Ortho)(ped)agogisch handelen ' bij de (ortho)(ped)agogisch OG
    • de cursus bij de bewegingsagogische OG
    • de cursus bij de manueel agogische OG 

EVALUATIE

Eerste examenperiode
  • Mondeling luik m.b.t. alle leerinhouden van de (ortho)(ped)agogische oefengroepen op  7  punten (individuele gespreksvoering kan ook bevraagd worden in de vorm van een bijvraag). 
  • Schriftelijk luik m.b.t. de leerinhouden van de hoorcolleges  op 5 punten.
  • Opdrachten: 
    • Analyse en bespreking van een probleemverhelderend individueel gesprek : 3 punten
    • Beoordeling van het  begeleiden van een groep binnen de manueel agogische oefengroep, met schriftelijk uitwerking volgens opgegeven structuur in de volledig uitgewerkte documentatiemap op 3 punten .
    •  Beoordeling van het begeleiden van een groep bij bewegingsagogisch oefengroep (met verslaggeving) op 2 punten .

Voor het schriftelijke luik van begeleidingsopdrachten kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm.
                  


tijd voor examinering
uren
2

%
 
 01,54

Tweede examenperiode
  • Mondeling luik m.b.t. de leerinhouden van de (ortho)(ped)agogische oefengroepen op 10 van de 20 punten (inclusief mondelinge toetsing probleemverhelderende individuele gespreksvoering).
  • Schriftelijk luik m.b.t. de leerinhouden van de hoorcolleges op 5 van de 20 punten.
  • De punten van het begeleiden van een groep bij de manuele (3 punten) en bewegingsagogische oefengroepen (2 punten)(met verslaggeving) vanuit de eerste examenperiode blijven behouden in de tweede examenperiode.

 

 

 

2 Orthopedagogie - 2OM - Onderdelen - Specif. techniek. ervaren en hanteren/5
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 2OM03
Academiejaar: 2009-2010
Type: kern
Niveau: inleidend
Programmajaar: 2
Periode binnen het modeltraject: Module 5
Aantal studiepunten: 3
Wegingscoëfficient: 3
Totaal aantal contacturen: 29
Totaal studietijd: 78
Deeltijds programma: deel 1
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): De Wit Veerle
Sychold Nina
Van Tongel Wim


 

KORTE OMSCHRIJVING

Cliënten hebben ondersteuningsvragen op lichamelijk, materieel, psychosociaal en emotioneel vlak. In het opleidingsonderdeel ‘specifieke technieken ervaren en hanteren’ leer je een aantal ondersteunende technieken kennen die relevant zijn voor een gespecialiseerd opvoeder-begeleider. We staan stil bij o.a. ondersteunde communicatie, hef- en tiltechnieken, EHBO, verlenen van assistentie bij activiteiten van het dagelijkse leven, fixatie- en afzonderingstechnieken, voedings-, verzorgings- en hygiënische voorschriften, … Je gaat zelf actief met dit alles aan de slag, o.a. met oefeningen en opzoekingswerk.

Na dit opleidingsonderdeel verwachten we dat je hierrond zowel kennis/vaardigheden/attitudes beheerst.


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
  • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
  • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
Beroepsspecifieke competenties
  • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
  • Signalen van een cliënt(systeem) in een vraag naar bijstand op lichamelijk, materieel, psychosociaal en emotioneel vlak kunnen (h)erkennen.
  • Gebruik kunnen maken van ondersteunde communicatie, o.m. het kunnen werken met pictogrammen, ICT mogelijkheden, …
  • Deskundig kunnen communiceren met de cliënt over de wenselijkheid van bijstand.
  • Concrete mogelijke oplossingen kunnen opzoeken om aan een vraag naar bijstand op lichamelijk, materieel, psychosociaal en emotioneel vlak tegemoet te komen.
  • Verkennen van de eigen mogelijkheden om de vraag naar bijstand te beantwoorden.
  • Zelf kunnen verlenen van concrete bijstand of deze kunnen overdragen aan anderen.
  • Kunnen zorgen voor de veiligheid van (de) cliënt(en).
  • Hef- en tiltechnieken kunnen uitvoeren en toepassen.
  • EHBO-technieken passend gebruiken.
  • Toepassen van voedings-, verzorgings- en hygiënische voorschriften.
  • Verlenen van assistentie bij ADL(activiteiten van het dagelijkse leven).
  • Fixatie- en afzonderingstechnieken kennen en kunnen toepassen.
  • Bepaalde (technische) hulpmiddelen voor specifieke doelgroepen kennen, kunnen opzoeken en inschakelen.

VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

geen


Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

geen


Andere begincompetenties

geen


LEERINHOUDEN
  • Specifieke technieken mbt hygiëne en veiligheid. ( H&V )
  • Specifieke technieken mbt voeding en verzorging. ( V&V ) 
  • Specifieke technieken mbt ontwikkelingsstimulering en mediëring.( O&M )
  • Specifieke technieken mbt E.H.B.O. ( EHBO )
  • Specifieke technieken voor ADL (mbt eten&drinken, tanden poetsen, wassen&kleden). Overzicht van hulpmiddelen (technische en niet technische). ( ADL )
  • Specifieke technieken mbt rughygiëne en hef en tiltechnieken. ( RUG )
  • Specifieke technieken uit de orthodidactiek (technieken bij leerstoornissen en problemen bij het leren). ( ORT )
  • Specifieke technieken bij gezondheid en (infectie)ziektes. ( GEZ )
  • Technieken en materialen voor ‘ondersteunde communicatie’ (waaronder internet voor mensen met verstandelijke beperkingen (wai-not) en de werking van het programma 'Mind Express'). ( ICT )
  • Technieken voor verweer; o.a. fixatie- en afzonderingstechnieken.Overzicht van 'specifieke technieken' en hoe een GOB er moet mee omgaan. ( FIX )

STUDIEMATERIAAL
  • Reader 'Specifieke technieken ervaren en hanteren'
  • Handboek Rode kruis Vlaanderen (2007). Help!Eerste hulp vooriedereen. Mechelen, Rode Kruis Vlaanderen.
  • Blackboard-cursus met extra informatie en externe links
  • De student dient ten aanzien van individuele opdrachten en voor verdere verwerking van de inhouden zelfstandig op zoek te gaan naar studie- en documentatiemateriaal en dit bijhouden in een persoonlijke documentatiemap.
  • ICT materiaal, demo 'Mindexpress', WAI-NOT,…(zoals aangegeven tijdens de lessen en in de bb-cursus).
  • De opdrachten die door de student zelf worden gemaakt (zie verder).

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

14

 lesuren

  16,47

practicum en oefeningen:

14

 lesuren

  16,47

vormen van groepsleren:

0

 lesuren

  00,00

studietijd buiten contacturen:

56

 klokuren

  65,88

Verdere toelichting:
  • Hoorcollege 2u/week
  • Oefengroep 2u/week
  • Aanmaken van een persoonlijke documentatiemap over alle inhouden van het opleidingsonderdeel
  • Zelfstudie van de werking van het programma 'Mind Express'
  • Zelfstandig een aantal bronnen met relevante specifieke technieken voor een gespecialiseerd opvoeder-begeleider opzoeken en verkennen om later te kunnen raadplegen 
  • Individuele opdracht 'verzorging'
  • Individuele opdracht 'orthodidactische techniek'

EVALUATIE

Eerste examenperiode
  • Individuele opdracht 'orthodidactische techniek' wordt beoordeeld op 2 punten. Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm.
  • Mondeling examen (18p) (25min.)
  • Studenten trekken bij elke lector één vragenpakket en bereiden hun antwoord schriftelijk voor.
  • Het examen behelst de inhoud van alle verschillende werkvormen (reader en lessen, persoonlijke documentatiemap, zelfstudie, opdrachten)

tijd voor examinering
uren
1

%
 
 01,18

Tweede examenperiode
  • Het punt dat werd behaald met de opdracht voor de eerste examenperiode, wordt behouden voor de tweede examenperiode.
  • Mondeling examen (18p) (25min.)
  • Studenten trekken bij elke lector één vragenpakket en bereiden hun antwoord schriftelijk voor.
  • Het examen behelst de inhoud van alle verschillende werkvormen (reader en lessen, persoonlijke documentatiemap, zelfstudie, opdrachten)

 

 

2 Orthopedagogie - 2OM - Onderdelen - Begeleid. in socio-culturele context/5
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 2OM04
Academiejaar: 2009-2010
Type: kernondersteunend
Niveau: inleidend
Programmajaar: 2
Periode binnen het modeltraject: Module 5
Aantal studiepunten: 3
Wegingscoëfficient: 3
Totaal aantal contacturen: 16
Totaal studietijd: 78
Deeltijds programma: deel 1
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Verreyken Sarah


 

KORTE OMSCHRIJVING

In dit opleidingsonderdeel ligt de focus op de socio-culturele context van mensen (cliënten én begeleiders/hulpverleners): Welke sociaal-maatschappelijke en culturele factoren zijn van invloed op cliënten en hulpverleners? Hoe kunnen we de eigen socio-culturele context verkennen en ermee omgaan in hulpverlening en begeleiding?   Hoe kunnen we bij begeleiding en hulpverlening rekening houden met de socio-culturele context van cliënten en met de wijze waarop die context in hen leeft?

Dit perspectief is van belang als we contextgericht willen begeleiden en hulp verlenen.

In dit opleidingsonderdeel bieden we een begrippenkader aan, bespreken we bepaalde mechanismen en formuleren we aandachtspunten i.v.m. (het verkennen van en het werken met) de socio-culturele context van mensen.


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
  • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
  • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
  • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
Beroepsspecifieke competenties
  • OM313 Analyseert de hulpvraag van de cliënt / het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handelingsplan of begeleidingsplan op vanuit het doel 'kwaliteit van leven'. Herformuleert agogische vragen. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobserveerde evoluties.
  • OM315 Onderneemt preventieve acties in dagelijkse situaties ter voorkoming of verergering van problemen. Signaleert risicofactoren ten aanzien van maatschappelijke ontwikkelingen en beleidslijnen. Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening. Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.
  • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.
  • OM317 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten met een ondersteuningsbehoefte optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, emotionele, sociale en motorische ontwikkeling.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN

 

 

·         Begrippenkader en mechanismen i.v.m. (het verkennen van en het werken met) de socio-culturele context van mensen kennen en kunnen gebruiken.

·         Organisaties kennen en kunnen opzoeken die i n ons land belangrijke informatie bijhouden, systematiseren en actualiseren over bepaalde sociale groepen en/of begeleiding van/hulpverlening aan mensen uit die groepen.

·         Kennis  i.v.m. het verkennen van de socio-culturele context en van de sociale identiteiten van mensen kunnen opzoeken, situeren en verwerken.

·         De maatschappelijke inbedding en de eigenheid van de bestudeerde sociale groepen kunnen beschrijven.

·         Hypothesen kunnen formuleren i.v.m. de impact van contextelementen en/of sociale identiteiten op begeleiding van en hulpverlening aan cliënten en op het werken als hulpverlener.

·         Kritisch kunnen reflecteren op het eigen referentiekader.

·         Zich kunnen inleven in het referentiekader van iemand anders.

·         Kunnen openstaan voor en kritische vragen kunnen formuleren bij verschillende (mens-, maatschappij-, en levens)visies en (cultureel bepaalde) waarden en normen. 

 


VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

geen


Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

geen


Andere begincompetenties
geen
LEERINHOUDEN

·         De socio-culturele context van mensen: Begripsomschrijving en motivering van de betekenis ervan voor begeleiding en hulpverlening.

·         Gezins- en samenlevingsvormen: historiek, actuele situatie en (pedagogische) implicaties.

·         Sociale groepen en sociale (deel)identiteiten (gender, seksuele voorkeur, lichamelijke validiteit, leeftijd, klasse, opleiding, functie, etniciteit, zingeving en religie): maatschappelijke inbedding en eigenheid, organisaties die actief zijn i.v.m. bepaalde sociale groepen.

·         Begeleiden/hulp verlenen en samenwerken in diversiteit: Diversiteitsposities, machts- en uitsluitingsmechanismen, minderheid-meerderheid, tokenisme, diversiteitsbeleid.

·         Mens- en wereldbeelden: impact op leefdomeinen, op de samenleving en op probleembenadering.


STUDIEMATERIAAL
    • Syllabus 'Begeleiden in een socio-culturele context'
    • PowerPoint Presentaties bij de hoorcolleges en werkcolleges (op Blackboard)
    • Gastcollege door Edwin Hoffman (georganiseerd in lesweek 2 buiten het lessenrooster)
    • Reportages uit de TV één-reeks ‘0032 ‘
    • Inhoud van de gemaakte groepsopdracht
    • Inhoud van de individuele studieopdracht ‘organisaties op internet’

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

14

 lesuren

  17,01

practicum en oefeningen:

0

 lesuren

  00,00

vormen van groepsleren:

0

 lesuren

  00,00

studietijd buiten contacturen:

66.3

 klokuren

  80,56

Verdere toelichting:
    1. In de hoorcolleges worden een aantal concepten en mechanismen die spelen in de socio-culturele context van mensen uitgelegd en geïllustreerd aan de hand van voorbeelden.
    2. In de werkcolleges wordt geoefend in het toepassen van deze concepten en mechanismen en maken we ons een manier eigen om te spreken over de (invloed van de) socio-culturele context van mensen.
    3. In de syllabus zijn alle teksten studiemateriaal.
    4. In kleine groepen wordt vanuit een aantal geselecteerde reportages uit de TV reeks ‘0032’ actief gewerkt om de socio-culturele context van iemand te analyseren en zich zo de vereiste competenties eigen te maken (groepsopdracht).
      De studenten zijn verplicht aanwezig op het werkcollege waarbij over de groepsopdracht wordt gerapporteerd (zie planning op Blackboard). Dit is een leermoment, geen assessmentmoment.
    5. Er is een individuele studieopdracht i.v.m. organisaties in ons land die belangrijke informatie bijhouden, systematiseren en actualiseren over bepaalde sociale groepen en/of begeleiding van/hulpverlening aan mensen uit die groepen (lijst op Blackboard).
      De studenten brengen hun uitgewerkte studie-opdracht mee naar het werkcollege dat daarvoor voorzien is (zie planning op Blackboard). Studenten die hun opdracht dan niet bij hebben, worden niet toegelaten tot dat werkcollege. Dit is een leermoment, geen assessmentmoment.
    6. Er is een gastcollege door E.Hoffman over ‘sociale deelidentiteiten, culturen en cultuurverschillen’ (zie planning op Blackboard).De inhoud van dit college maakt integraal deel uit van de leerstof.
    7. Ter ondersteuning van je studie staan op de tussenbladen in de syllabus telkens een aantal reflectievragen, zelfwerktips, oefeningen en websites van organisaties. Via deze (reflectie)oefeningen word je uitgedaagd om zowel je eigen socio-culturele context en referentiekader als dat van anderen verder te verkennen en te exploreren. Deze reflecties zullen zeker bijdragen tot algemene competentieverhoging maar worden niet expliciet betrokken in het assessment van dit opleidingsonderdeel.  

 


EVALUATIE

Eerste examenperiode

Schriftelijk examen op 20 punten. De examenvragen worden gegenereerd uit wat in de 6 eerste ‘didactische werkvormen’, die hierboven zijn aangegeven, aan competenties en leerinhouden aan bod komt. 

 


tijd voor examinering
uren
2

%
 
 02,43

Tweede examenperiode

Schriftelijk examen op 20 punten. De examenvragen worden gegenereerd uit wat in de 6 eerste ‘didactische werkvormen’ die hierboven zijn aangegeven, aan competenties en leerinhouden aan bod komt. 

 

 

 

2 Orthopedagogie - 2OM - Onderdelen - Inspirerende denkkaders/6
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 2OM05
Academiejaar: 2009-2010
Type: kernondersteunend
Niveau: uitdiepend
Programmajaar: 2
Periode binnen het modeltraject: Module 6
Aantal studiepunten: 3
Wegingscoëfficient: 3
Totaal aantal contacturen: 30
Totaal studietijd: 78
Deeltijds programma: deel 1
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Defieuw Mieke
Hofman Bart


 

KORTE OMSCHRIJVING
We bestuderen een aantal theoretische en methodische kaders die ons inspireren om gezins- en contextgericht te werken in de (ortho)(ped)agogische hulpverlening: de territoriumtheorie, de systeemtheoretische benadering, de contextuele benadering en de empowering benadering. Er is ook specifiek aandacht voor de praktijkgerichte toepassing van sommige van die kaders naar interculturele gespreksvoering en naar het werken met maatschappelijk kwetsbare groepen.

COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
  • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
Beroepsspecifieke competenties
  • OM313 Analyseert de hulpvraag van de cliënt / het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handelingsplan of begeleidingsplan op vanuit het doel 'kwaliteit van leven'. Herformuleert agogische vragen. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobserveerde evoluties.
  • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
De gespecialiseerd opvoeder-begeleider in opleiding bereikt bovenstaande compentiegerichte leerdoelen voor de denkkaders die bij de leerinhouden  zijn vermeld.

VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

Andere begincompetenties
geen
LEERINHOUDEN
  • Inleiding :  Inspirerende denkkaders en gezins- en contextgerichte (ortho)(ped)agogische hulpverlening.
  • (Ortho)pedagogiek, ouders en gezin
  • De territoriumtheorie
    • Begrippenkader
    • Toepassing op de interacties groepsopvoeders-ouders
  • De systeemtheoretische benadering
    • Begrippenkader m.b.t.
      • de systeemtheorie
      • de communicatietheorie
      • de systeemtherapie      
      • de strategische stroming in de gezinstherapie      
      • de structurele stroming in de gezinstherapie 
    • Toepassing bij gezinsgericht werken in de hulpverlening
    • Toepassing bij interculturele gespreksvoering 
  • De contextuele benadering
    • Begrippenkader en de vier dimensies als ordeningsprincipe
    • Methodisch werken vanuit de contextuele benadering
    • Het genogram als methodisch instrument
  • De empowering benadering
    • Methodisch werken vanuit de empowering benadering

STUDIEMATERIAAL
  • Cursus 'Inspirerende denkkaders'
  • Heylen, M., & Janssens, K. (2001). Het contextuele denken. Een methodiekontwikkeling voor het welzijnswerk. Leuven: Acco.

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

28

 lesuren

  35,90

practicum en oefeningen:

0

 lesuren

  00,00

vormen van groepsleren:

0

 lesuren

  00,00

studietijd buiten contacturen:

48

 klokuren

  61,54

Verdere toelichting:
  • Hoorcolleges m.b.t. de theoretische en methodische  kaders
  • Werkcolleges met toepassing van de theoretische en methodische kaders op probleemstellingen en cases
  • (Begeleide) zelfstudie van sommige onderdelen uit de cursus of uit het verplichte studieboek
  • Opdrachten ter voorbereiding of verwerking van de hoor- of werkcolleges
  • Gesprek met ouders van personen met een handicap of met ouders die begeleid worden/werden vanuit de jeugdhulpverlening

EVALUATIE

Eerste examenperiode
Schriftelijk examen op 20 punten
tijd voor examinering
uren
2

%
 
 02,56

Tweede examenperiode
Schriftelijk examen op 20 punten

 

 

2 Orthopedagogie - 2OM - Onderdelen - Samenleving en recht (d2)/6
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 2OM06
Academiejaar: 2009-2010
Type: kernondersteunend
Niveau: inleidend
Programmajaar: 2
Periode binnen het modeltraject: Module 6
Aantal studiepunten: 4
Wegingscoëfficient: 4
Totaal aantal contacturen: 37
Totaal studietijd: 104
Deeltijds programma: deel 1
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): De Jonghe Ingrid


 

KORTE OMSCHRIJVING

Er wordt stilgestaan bij de strafrechtelijke behandeling van de minderjarige die feiten begaan heeft (MOF) en de jongere binnen een problematische opvoedingssituatie (POS). Dikwijls een gemengde situatie die binnen de vrijwillige en gerechtelijke hulpverlening plaats vindt. De wereld van de jeugdrechtbank, parket, sociale dienst, comité, regelgeving zowel federaal als decretaal wordt zichtbaar gemaakt. We gaan dieper in op alle alternatieve afhandelingen, zijnde gemeenschapsdienst, herstelbemiddeling, vormingen, herstelgericht groepsoverleg en brengen een maatschappelijke reflectie op de beeldvorming van delinquente jongeren. Ook het statuut van geesteszieke minderjarigen komt aan bod. Daarnaast ook de rechtspositie van de minderjarige en de aansprakelijkheid van personen bij de onrechtmatige daad van minderjarigen. De aansprakelijkheid van minderjarigen en meerderjarigen wanneer schade wordt toegebracht door een minderjarige. Specifiek wordt ingegaan op de aansprakelijkheid van ouders en opvoeders voor minderjarigen onder toezicht.

We bekijken het strafrechtelijk handelen van meerderjarigen. En gaan hierbij dieper in op de strafrechtelijke procedure en de verschillende straffen en strafuitvoering zowel bij toerekeningsvatbare personen (gewone straffen) als bij ontoerekeningsvatbare personen (internering). Ook hier wordt stilgestaan bij de alternatieve werkstraf , het electronisch huisarrest alsook de verbeterde situatie van het slachtoffer. We bekijken de specifieke strafwetgeving en verduidelijken algemene begrippen. Het misdrijf 'huiselijk geweld' wordt juridisch en maatschappelijk besproken.

Rond dit alles zijn cursusteksten, wetenschappelijke actuele bijdragen, videofragmenten en krantenartikels welke besproken en verdeeld worden over de hoor- en werkcolleges.


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
Beroepsspecifieke competenties

    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
    •  De student kent het begrippenkader ivm de aangeboden theoretische  kaders en de aangeboden wetenschappelijke kennis.
    • De student kent de huidige situatie van het jeugdrecht welke gebaseerd is op een historische evolutie en heeft inzicht op het maatregelenpakket dat de jeugdrechter neemt i.v.m. MOF-situaties bij minderjarigen.
    • De student heeft een basiskennis wat betreft het strafrecht bij volwassenen en een duidelijk inzicht in de alternatieve bestraffing.
    • De student kan de verkregen inzichten rond eigen aansprakelijkheid integreren in de begeleiding van en de hulpverlening aan verschillende doelgroepen.
    • De student kan op een adequate, zelfstandige en kritische wijze verschillende geschreven bronnen raadplegen en verwerken als toepassingen van de theoretische uiteenzettingen.  
    • De student kan de ingewonnen informatie uit toegepaste wetenschappelijke literatuur begrijpen en interpreteren.
    • De student kan de verkregen informatie en inzichten communiceren op heldere wijze. 
    • De student kan een aantal belangrijke begrippen benoemen en deze hanteren ten behoeve van de samenwerking met andere disciplines als de sociologie en de psychiatrie.
    • De student bejegent mensen (cliënten, leerlingen of ouders) met een juridisch of maatschappelijk (kennis van O.C.M.W. werking) probleem op een professionele en respectvolle manier.
    • De student kan m.b.t. de bekomen beeldvorming  sensibiliserend optreden t.a.v. derden.

    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
    Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

    Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
    Samenleving en recht (deel 1)
    Andere begincompetenties
    geen
    LEERINHOUDEN
    • Jeugdrecht
      • Historiek
      • De Bijzondere Jeugdbijstand
      • De nieuwe en vernieuwde maatregelen voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd.
      • Beeldvorming van delinquente jongeren
      • Geesteszieke minderjarigen
      • De rechtspositie van de minderjarige
      • Aansprakelijke personen bij onrechtmatige daad van de minderjarige
    • Strafrecht                  
                    °  Historiek en actuele werking
                    °  De misdrijven
                    °  De straffen
                    °  De strafrechtelijke procedure
                    °  De strafuitvoering
                    °  De situatie van het slachtoffer
                    °  Verruiming strafrechtelijke bescherming van minderjarigen in België
                    °  Huiselijk geweld

    STUDIEMATERIAAL
    • Handboek verschenen bij Uitgeverij Intersentia: " Jeugdrecht en strafrecht voor het sociaal- pedagogisch werkveld. Gerichte kijk naar de wetgeving in België en in Vlaanderen met toegevoegde praktijkvoorbeelden en maatschappelijke reflecties." Antwerpen, 2009
    • Bijlagen -Teksten Samenleving en recht (2)
    • Getoonde documentaires als toepassingen / voor reflectiemogelijkheden

    WERKVORMEN
    Soort werkvorm uren  

    %

    hoor- en werkcolleges:

    35

     lesuren

      33,65

    practicum en oefeningen:

    0

     lesuren

      00,00

    vormen van groepsleren:

    0

     lesuren

      00,00

    studietijd buiten contacturen:

    67

     klokuren

      64,42

    Verdere toelichting:
    • hoorcollege 3u/week
    • werkcollege 2u/week 
    • zelfstudie van een aantal teksten
    • leesopdrachten ter voorbereiding van hoor- en werkcolleges

    EVALUATIE

    Eerste examenperiode
    • Een schriftelijk examen op  20 punten
    • 4 vragen op 5 punten / theorie + toepassingen en reflecties

    tijd voor examinering
    uren
    2

    %
     
     01,92

    Tweede examenperiode
    • Een schriftelijk examen op  20 punten
    • 4 vragen op 5 punten / theorie + toepassingen en reflecties

     

     

    2 Orthopedagogie - 2OM - Onderdelen - (Ortho)(ped)agogisch handelen-teamwerk/6
      

    O.O. heeft componenten: Neen
    Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
    Code: 00061
    Academiejaar: 2009-2010
    Type: kern
    Niveau: uitdiepend
    Programmajaar: 2
    Periode binnen het modeltraject: Module 6
    Aantal studiepunten: 7
    Wegingscoëfficient: 7
    Totaal aantal contacturen: 66
    Totaal studietijd: 182
    Deeltijds programma: deel 1 of 2
    Examencontract: mogelijk
    Deliberatie: mogelijk
    Vrijstelling of overdracht: mogelijk
    Onderwijstaal: Nederlands
    Lector(en): Bosch Nele
    Demesmaeker Greet
    Dos Santos Santiago Artinizio
    Hofman Bart
    Van Dingenen Gwen
    Van Heden Anki
    Vanschel Myriam
    Verbeek Mieke
    Verreyken Sarah


     

    KORTE OMSCHRIJVING

    In het kader van de hoorcolleges Teamwerk bestudeer je verschillende onderwerpen gelinkt aan het werken als gespecialiseerd opvoeder-begeleider in een team. Casusgestuurd werk je zelfstandig en individueel één van die onderwerpen uit. Je overlegt met collega-studenten die tav dezelfde casus andere onderwerpen verwerkten. In je individuele eindverslag verwerk je zowel je eigen uitwerking als het resultaat van het overleg met je collega-studenten.

    In het kader van de werkcolleges (Ortho)(ped)agogisch handelen bestudeer je het proces van het orthopedagogisch handelen op vlak van planmatig werken en leer je daarbij de Cyclus van Planmatig Handelen (CvPH) kennen en hanteren als model. Daarnaast bestudeer je op kritische wijze de verschillende denkwijzen en methodieken en actuele ontwikkelingen in de Orthopedagogiek.

    In het kader van de (ortho)(ped)agogische oefengroepen oefen je een selectie van de in de werkcolleges aangereikte methoden in. Deze oefeningen worden aangestuurd door casussen. Daarnaast werk je in kleine groepjes zelf een casus uit .

    In het kader van de expressieve oefengroepen werk je beeldend agogische vormen van methodisch handelen uit (in de optie Personen met een handicap) of bewegingsagogische vormen van methodisch handelen ( in de optie JeugdHulpVerlening). Ook dit gebeurt casusgestuurd.

    Eén oefengroep binnen de optie 'Personen met een handicap' volgt een specifiek leerpad: een leertraject in een dansgroep (studenten en personen met een handicap) die op deze ervaringen reflecteert binnen het kader van de CvPH.


    COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
     Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

    Algemene competenties

    • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
    • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
    • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
    • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
    • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
    • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
    Algemene beroepsgerichte competenties
    • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
    • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
    Beroepsspecifieke competenties
    • OM313 Analyseert de hulpvraag van de cliënt / het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handelingsplan of begeleidingsplan op vanuit het doel 'kwaliteit van leven'. Herformuleert agogische vragen. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobserveerde evoluties.
    • OM314 Organiseert woon-, leer-,werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodische, planmatige wijze. Begeleidt woon-, leer-, werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodisch, planmatige wijze. Hanteert een instrumentarium van muzisch-agogische methoden. Hanteert bewust en doelgericht orthopedagogische grondvormen.
    • OM315 Onderneemt preventieve acties in dagelijkse situaties ter voorkoming of verergering van problemen. Signaleert risicofactoren ten aanzien van maatschappelijke ontwikkelingen en beleidslijnen. Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening. Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.
    • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.
    • OM317 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten met een ondersteuningsbehoefte optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, emotionele, sociale en motorische ontwikkeling.
    • OM318 Ondersteunt en ontwikkelt netwerken van de cliënt. Behartigt de belangen en de rechten van de cliënt en het cliëntsysteem. Brengt verbindingen tot stand tussen de verschillende contexten waarin de cliënt / het cliëntsysteem leeft en werkt.

    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
    1. SPECIFIEK VOOR TEAMWERK
    • De student kan waarnemen
        • hoe er binnen het team met informatie omgegaan wordt.
        • Op basis van deze waarnemingen kan hij besluiten formuleren
        • en tot een planning komen.
    • De student kan de deskundigheid en eigenheid van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider  onderscheiden van de deskundigheid en eigenheid van andere disciplines in het werkveld      
    • De student kan het begrip 'team' definiëren.  Hij /zij kent de betekenis van een team en de verschillende functies van een team en kan deze vertalen naar de realiteit van een gespecialiseerd opvoeder-begeleider .  De student kan de diverse aspecten van teamwerk benoemen en concretiseren.  De student begrijpt de verhouding team - organisatie en kan verwoorden wat dit betekent voor de gespecialiseerd opvoeder-begeleider . 
    • De student onderkent en benoemt de diversiteit binnen het team, met zijn uitdagingen en valkuilen. Hierbij ligt de focus o.m. op het samenwerken met verschillende disciplines, met vrijwilligers, met ervaringsdeskundigen en tussen medewerkers in hun gemeenschappelijkheid en hun verscheidenheid op het vlak van sociale deel-identiteiten.
    • De student kan op een deontologische manier omgaan met informatie binnen en buiten het team.. 
    • De student heeft zicht op de diverse begeleidingsvormen (intervisie, supervisie, functioneringsgesprekken,…) die een gespecialiseerd opvoeder-begeleider binnen het werkveld (in het kader van teamwerk / in het kader van het werken binnen een organisatie) kan ontmoeten.  De student kan het belang van deze begeleidingsvormen verwoorden alsook specifieke aandachtspunten bij elk van deze begeleidingsvormen. 
    • De student heeft zicht op de problematiek van burn-out en secundaire traumatisering.  De student kan verwoorden welke modererende factoren meespelen in het ontstaan van burn-out en secundaire traumatisering en kan deze ook in zijn eigen context plaatsen.  De student kan het belang verwoorden van teamwerk in het preventief en curatief werken ten aanzien van burn-out en secundaire traumatisering en kan dit concretiseren naar de realiteit van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider . 
    • De student onderkent diverse factoren die bijdragen tot arbeidstevredenheid en formuleert aandachtspunten om arbeidstevredenheid te bevorderen vanuit teamwerk.

    2. SPECIFIEK INZAKE (ORTHO)(PED)AGOGISCH HANDELEN :         

    • De student kent het begrippenkader i.v.m. de cyclus van planmatig handelen en alle stappen daarin.
    • De student kan de kennis gebruiken bij het analyseren van casussen.
    • De student kan theoretische, methodische en wetenschappelijke kennis i.v.m. de cyclus van planmatig handelen en alle stappen daarin, opzoeken en verwerken.
    • De student kan de fasen van de cyclus van planmatig handelen in andere hulpverleningsmodellen aanduiden en concreet vorm geven.
    • De student kan mondeling en schriftelijk rapporteren omtrent elke stap in het planmatig handelen.
    • De student kan casussen uitwerken samen met medestudenten.
    • De student kan voor de aangeboden casussen de vereiste competenties van de cliënt selecteren in functie van de ondersteuningsvraag.
    • De student kan vanuit de cyclus van planmatig handelen methoden en technieken selecteren of ontwerpen die de vereiste competenties van de cliënt helpen ontwikkelen.
    • De student kan kennis van de rechten van de positie van cliënten toepassen in aangeboden casussen.
    • De student kan kritisch kijken naar het methodisch en planmatig handelen in de praktijk en kan schending van belangen opmerken.
    • De student kan de cyclus van planmatig handelen met medestudenten uitvoeren voor casussen en probleemstellingen in de leersituatie.
    • De student kan ICT-mogelijkheden verkennen en aanwenden in de begeleiding van cliënten.
    • De student heeft elementaire kennis van de regelgeving inzake handelingsplanning en kan meer specifieke informatie opzoeken.
    • De student staat open voor verschillende visies, culturen, waarden en normen en kan hierop baserend een eigen visie ontwikkelen.
    • Via bewegingsagogische of beeldend agogische methoden past de student (de fasen van) de cyclus van planmatig handelen theoretisch toe.
    • De student kan de cyclus van planmatig handelen via specifiek beeldend agogische of bewegingsagogische methoden uitvoeren met de eigen oefengroep. 
    • De student kan over relevante thema's discussieren en  hierover een standpunt innemen a.h.v. tekstmateriaal

    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
    Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
    • Geslaagd voor Personen met een handicap
    • Geslaagd voor Jeugdhulpverlening en maatschappelijk kwetsbare groepen

    Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

    De studenten hebben de nog niet verworven opleidingsonderdelen van het eerste programmajaar reeds gevolgd

    en zijn er opnieuw voor ingeschreven.


    Andere begincompetenties
    geen
    LEERINHOUDEN

    1. TEAMWERK :

    • Team & Teamwerking  
    • Definitie team
    • Functies van een team
    • Belangrijke aspecten binnen teamwerking
    •  Diversiteit in teams
      • door het werken met verschillende disciplines  
      • door het werken met vrijwilligers
      • door het werken met ervaringsdeskundigen 
      • door het samenwerken van mensen met verschillende sociale deelidentiteiten
    • Deontologie en teamwerking
      • Omgaan met informatie binnen het team 
      • Omgaan met informatie binnen de organisatie 
      • Omgaan met informatie van het team naar clienten 
      • Omgaan met informatie naar derden
    •  Teambegeleiding  
      • Begeleidingsvormen en levenslang leren op teamniveau : belang van levenslang leren voor teamleden en team, supervisie, intervisie, functioneringsgesprekken, evaluatiegesprekken, coaching, bijscholing en studiedagen,...
      • Preventie van stress en arbeidsontevredenheid, burn-out, secundaire traumatisering.

    2. (ORTHO)(PED)AGOGISCH HANDELEN :

    • De cyclus van planmatig handelen : theoretisch kader
    • De cyclus van planmatig handelen in de praktijk :
      • Regelgeving en situering in kwaliteitszorg
      • Vertaling in enkele hulpverleningsmodellen
      • Positie van de cliënt en zijn/haar netwerk in handelingsplanning
        • voor personen met een handicap :o.a. Persoonlijke toekomstplanning, competentiemodel, gedragsmodel, community building
        • voor jeugdhulpverlening :o.a. hulpverlenings- en handelingsplannen in de Bijzondere Jeugdbijstand, het ID-model in de kinder- en jeugdpsychiatrische setting, contextueel werken
    • Beeldvorming
      • overzicht van een aantal beeldvormingsmethoden die relevant zijn voor de betreffende doelgroepen, o.a. testonderzoek en vragenlijsten & kritische bedenkingen
      • oefenen en trainen van vaardigheden i.v.m. beeldvorming vanuit (ortho)(ped)agogisch perspectief
        o.a. (ortho)(ped)agogisch observeren en interpreteren in het licht van de ondersteuningsvraag, intake-gesprekken met ouders
        Besluitvorming met aandacht voor het zorgoverleg, het (her)formuleren van de ondersteuningsvraag en (open) verslaggeving
    • Planning
    • Uitvoeren:
      • Overzicht van een aantal methodieken die relevant zijn voor de betreffende doelgroepen
      • Oefenen en trainen van vaardigheden in het licht van methodieken, relevant voor de betreffende doelgroepen.
        • Voor personen met een handicap :o.a. aanleren, Goldstein, ruimte- en tijdsoriëntatie en structuur, emancipatorische ondersteuning, schema's m.b.t. planmatig handelen binnen beeldende expressie en dansexpressie, snoezelen.
        • Voor jeugdhulpverlening (in residentiële, semi-residentiële en ambulante settings)
          o.a. dansexpressie en drama als ondersteuningsmiddel in persoonlijke en sociale processen, het vorm geven aan relatie, klimaat en situatiehantering in functie van de (individuele) ondersteuningsvraag, werken met gedragsprogramma's, oudernetwerkberaad,... en kritische bedenkingen
    • Evaluatie
      • Individugerichte evaluatie
      • Evolutiebespreking in teamverband

    STUDIEMATERIAAL
    • Syllabus (Ortho)(ped)agogisch handelen en teamwerk, deel 'teamwerk'
      en Cursus (Ortho)(ped)agogisch handelen en teamwerk, deel '(ortho)(ped)agogisch handelen, personen met een handicap' en cursus 'Beeldende expressie 1OM'

    OF

    • Syllabus (Ortho)(ped)agogisch handelen en teamwerk, deel 'teamwerk' en Cursus (Ortho)(ped)agogisch handelen en teamwerk, deel '(ortho)(ped)agogisch handelen,  jeugdhulpverlening' en Cursus '(Ortho)(ped)agogische handelen ', luik bewegingsagogisch handelen (idem module 5)

    WERKVORMEN
    Soort werkvorm uren  

    %

    hoor- en werkcolleges:

    28

     lesuren

      15,14

    practicum en oefeningen:

    35

     lesuren

      18,92

    vormen van groepsleren:

    0

     lesuren

      00,00

    studietijd buiten contacturen:

    119

     klokuren

      64,32

    Verdere toelichting:
    • HOORCOLLEGES : 
      (Ortho)(ped)agogisch luik : Teamwerk
      • De hoorcolleges omvatten deels een uiteenzetting en deels een leergesprek in een casusgerichte context gekoppeld aan zelfstudie.  Concreet handelt elk hoorcollege over een casus die de studenten op voorhand hebben doorgenomen en verwerkt.
    • WERKCOLLEGES : 
      (Ortho)(ped)agogisch luik : (Ortho)(ped)agogisch handelen
      • Toelichting bij de cyclus van planmatig handelen en de verschillende fasen.
      • Uitwerking van (de fasen van) de cyclus van planmatig handelen volgens enkele hulpverleningsmodellen.
      • Illustraties aan de hand van casussen en tekstmateriaal.
      • Verschillende stappen binnen specifieke methodieken van lichaamsexpressie voor de groepen met optie jeugdhulpverlening.
      • Voor de organisatie van het Werkcollege van (ortho)(ped)agogisch handelen wordt een éénmalige afwijking van het uurrooster voorzien. Voor de concrete organisatie raadplegen de studenten Blackboard.
    • OEFENGROEPEN ((ortho)(ped)agogische beeldend / bewegingsagogische) 
      • Oefenen in het (expressief) uitwerken van de verschillende fasen van de cyclus van planmatig handelen aan de hand van casussen.
      • Trainen van een aantal methodieken, relevant voor de doelgroep, gekoppeld aan de verschillende fasen van de cyclus van planmatig handelen.
      • Coaching van de studenten bij het zelf uitwerken van een casus volgens de cyclus van planmatig handelen.

    EVALUATIE

    Eerste examenperiode
    • De schriftelijke en mondelinge presentatie van de uitgewerkte casus '(ortho)(ped)agogisch handelen' leveren samen een groepspunt op 3 van de 20 punten. In gevallen van nonparticiperen of minimaal participeren aan de schriftelijke en/of de mondelinge presentatie kan er individueel en in negatieve zin van dit groepspunt worden afgeweken.
    • Beoordeling van planmatig kunnen handelen op vlak van beeldende agogiek op 3 van de 20 punten; Zowel het proces (in oefengroep via actieve bijdrage) als het product (uitvoering en rapportage) vormen voorwerp van beoordeling (voor de optie 'Personen met een handicap') . 
    • Beoordeling van planmatig kunnen handelen op vlak van bewegingsagogiek op 3 van de 20 punten : uitwerking van de CREATIE-cyclus voor een specifieke doelgroep met specifieke hulp- / leervraag binnen een specifiek domein van bewegingsagogiek. (voor optie 'Jeugdhulpverlening').
    • Beoordeling van een belevingsverslag in het inclusief dansexpressieproject + nabespreking methodisch handelen op 3 van de 20 punten. (voor de oefengroep die deelneemt aan het inclusief dansexpressieproject).
    • Schriftelijk  open boekexamen op 10 van de 20 punten (inhouden werkcolleges en (ortho)(ped)agogische oefengroepen).
    • Deel  'Teamwerk' (4 van de 20 punten) : open boek examen waarin de leerstof rond teamwerk wordt toegepast op een casus
    • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm ; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

    tijd voor examinering
    uren
    3

    %
     
     01,62

    Tweede examenperiode
    • De punten van de uitgewerkte casus '(ortho)(ped)agogisch handelen' worden overgedragen uit de eerste examenperiode (max. 3 van de 20 punten).
    • De punten van beeldende of bewegingsagogische begeleiding worden overgedragen uit de eerste examenperiode (max. 3 van de 20 punten) .
    • Schriftelijk open boek examen op 10 van de 20 punten (inhouden werkcolleges en (ortho)(ped)agogische oefengroepen) .
    • Deel 'Teamwerk'(4 van de 20 punten):   open boek examen waarin de leerstof rond teamwerk wordt toegepast op een casus.
    • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm ; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

     

     

    2 Orthopedagogie - 2OM - Onderdelen - Stage/stage - supervisie/7
      

    O.O. heeft componenten: Neen
    Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
    Code: 00062
    Academiejaar: 2009-2010
    Type: kern
    Niveau: uitdiepend
    Programmajaar: 2
    Periode binnen het modeltraject: Module 7
    Aantal studiepunten: 15
    Wegingscoëfficient: 15
    Totaal aantal contacturen: 321
    Totaal studietijd: 390
    Deeltijds programma: deel 2
    Examencontract: niet mogelijk
    Deliberatie: niet mogelijk
    Vrijstelling of overdracht: mogelijk
    Onderwijstaal: Nederlands
    Lector(en): Avonds Mieke
    De Meulder Bert
    Der Kinderen Gwenda
    Fierens Caroline
    Hamvas Jessy
    Mallentjer Maite
    Schelles Riet
    Serrien Jeannine
    van Vlerken Mieke
    Verbeek Mieke
    Verjans Joël
    Vonken Femke


     

    KORTE OMSCHRIJVING

    In dit opleidingsonderdeel brengt de student alle theorie en kennis die hij verworven heeft en alle ervaringen die hij opdeed samen in een intensieve praktijkervaring gedurende 8 weken.  De student loopt stage in een voorziening en wordt in zijn leerproces ondersteund door een stagebegeleider van deze voorziening.  Naast de werkervaring die hij opdoet,  ervaring vanuit de relaties met hulpvragers en collega's  op de werkvloer zijn de contacten met de opleiding via schriftelijke rapportage en  stagesupervisiebijeenkomsten een wezenlijk onderdeel van de stage. Stagesupervisie als reflectieve leermethode biedt de student de mogelijkheid om zicht te krijgen op het eigen functioneren in het beroep van gespecialiseerd opvoeder-begeleider.  


    COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
     Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

    Algemene competenties

    • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
    • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
    • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
    • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
    • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
    • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
    Algemene beroepsgerichte competenties
    • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
    • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
    Beroepsspecifieke competenties
    • OM314 Organiseert woon-, leer-,werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodische, planmatige wijze. Begeleidt woon-, leer-, werk- en vrijetijdsvaardigheden op methodisch, planmatige wijze. Hanteert een instrumentarium van muzisch-agogische methoden. Hanteert bewust en doelgericht orthopedagogische grondvormen.
    • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.

    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
    • SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN MBT STAGE
      •  Denk- en redeneervaardigheid
        • Kent de visie van de voorziening en handelt ernaar.
        • Kent de methoden, technieken en begrippenkaders die binnen de stageplaats gebruikt worden om het hulpverleningsdoel te bereiken.
        • Toont in rapportage (mondeling/schriftelijk) dat hij praktijksituaties analyseert.
        • Toont in zijn (ortho)(ped)agogisch handelen dat hij de wisselwerking theorie/praktijk beginnend integreert.
        • Laat zich inspireren door wetenschappelijk onderzoek
      • Informatie verwerken en verwerven
        • Neemt observatieverslagen en dossiers door.
        • Stelt vragen en wisselt kennis en ervaring uit.
        • Gaat op een deontologische manier met informatie om.
      • Leidinggeven
        • Beschrijft en bespreekt het evenwicht tussen individueel en groepsgericht werken en toont een bewuste keuze in zijn handelen.
        • Beschrijft, bespreekt en hanteert groepsdynamische processen. 
      • Handelingsplanner
        • Observeert actief.
        • Vormt zich een beeld van de cliënt, formuleert en toetst hierbij hypothesen.
        • Begeleidt de cliënt in het formuleren van zijn ondersteuningsvraag, rapporteert hierover formeel en informeel.
        • Benoemt de eigenschappen, activiteiten, gedragingen en houdingen van de cliënt die ondersteund, gestimuleerd of gewijzigd worden.
        • Vanuit dit inzicht rapporteert de student over geobserveerde evoluties om zo geformuleerde doelen en middelen in het handelings- of begeleidingsplan te optimaliseren.
        • Hanteert het handelings- of begeleidingsplan als leidraad.
      • Organisator en ondersteuner m.b.t. wonen, leren en vrije tijd
        • Heeft zicht op het klimaat waarin cliënten optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen
        • Organiseert en begeleidt woon-, leer-, werk- en vrijetijdsactiviteiten op intentionele wijze.
      •  Ondersteuner en ontwikkelaar van netwerken
        • Heeft zicht op de wijze waarop de voorziening de netwerken van de cliënt ondersteunt.
        • Behartigt de belangen en de rechten van de cliënt en het cliëntsysteem.
      • Teamgericht werken
        • Rapporteert mondeling en schriftelijk: briefing, dagboek, teamvergadering,…
        • Heeft respect voor inbreng van anderen.  
        • Neemt initiatief in het opnemen van taken.
        • Houdt zich consequent aan gemaakte afspraken.
        • Verwerft een eigen plaats binnen het team.
        • Neemt actief deel aan vergaderingen.
        • Communiceert voldoende en op gepaste wijze.
        • Laat zich ondersteunen.
      • (Internationale) cultuurgerichtheid
        • Is zich bewust van de eigen cultuur (lees ook: referentiekader) als basis voor kennismaking met andere culturen.
        • Gaat op professionele wijze om met (inter)culturele verschillen
      • Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid, samenhangend met de beroepspraktijk.
        • Kent de structuur van de organisatie, de functies binnen de organisatie,..
        • Heeft zicht op het kwaliteitsbeleid binnen de organisatie.
      • Ingesteldheid tot levenslang leren. 
        • Maakt zijn leerproces zichtbaar voor zichzelf, het team, de stagebegeleider en de praktijklector.
        • Staat open voor feedback, neemt initiatief tot het vragen van en geven van feedback.
      • Kritisch reflecteren
        • Heeft een kritische ingesteldheid tegenover zichzelf, de voorziening, de maatschappij.

     

      • SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN MBT STAGESUPERVISIE
        • kritisch reflecteren.
          • Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan.
          • Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig.
          •  Hanteert kritische zelfreflectie als een beroepshouding.
          • Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
          • Analyseert praktijksituaties.
    • o         Informatie verwerven en verwerken.

      §         Communiceert over de verwerkte informatie.

      o        Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling.

      §         Analyseert een voor hem/haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem.

      o        Beschikken over het vermogen tot communiceren van informatie , ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken.

      §         Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer.

      §         Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze.

      §         Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen

      o        Teamgericht werken.

      §         Heeft respect voor de inbreng van anderen

      §         Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert, stimuleert, enthousiasmeert,  getuigt van een groepsgerichte ingesteldheid.

      §         Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een persoonlijke, constructieve en respectvolle wijze samen 

      o         Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid, samenhangend met de beroepspraktijk

      §         Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituatie.

      §         Integreert de wisselwerking theorie/praktijk in zijn orthopedagogisch handelen

      o        Een ingesteldheid tot levenslang leren hebben

      §         Identificeert op basis van een kritische reflectie op het eigen functioneren.

      §         Formuleert leerpunten.

      §         Gaat op zoek naar wegen om aan de vastgestelde punten te werken.


    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
    Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

    Geslaagd zijn voor het eerste programmajaar.


    Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

    De stage staat steeds in verbinding met voorgaande opleidingsonderdelen en modules: hiermee bedoelen we zowel theoretische inhouden als verworven vaardigheden en attitudes.


    Andere begincompetenties
    geen
    LEERINHOUDEN
    Handelend vanuit de praktijksituatie komen volgende thema's aan bod: werken met de doelgroep, werken in teamverband, werken binnen een organisatie en werken rond zichzelf als gespecialiseerd opvoeder-begeleider. We benaderen deze thema's vanuit integratie, reflectie en evaluatie.

    STUDIEMATERIAAL
    Stagebundel, stagecontract, uurschema, stagereglement, rapportage, evaluatieformulier, de attittudesteekkaart, het beroepsprofiel van de opvoeder-begeleider en syllabus leergroep eerste en tweede jaar.
    WERKVORMEN
    Soort werkvorm uren  

    %

    hoor- en werkcolleges:

    4

     lesuren

      01,03

    practicum en oefeningen:

    304

     lesuren

      78,15

    vormen van groepsleren:

    10

     lesuren

      02,57

    studietijd buiten contacturen:

    68

     klokuren

      17,48

    Verdere toelichting:
    • De student loopt een stage van 8 weken in eenzelfde voorziening, met een vast team van professionelen. De student wordt ingeschakeld in een bestaande werking en krijgt ruimte om te participeren en om zich de taken van een gespecialiseerd opvoeder-begeleider eigen te maken.
    • De student presteert 36u/week op de werkvloer, daarnaast mag hij 2u/ week besteden aan verslaggeving en studie. Dit maakt een totaal van 38u/week, 304u voor de hele stageperiode.
    • De student wordt begeleid vanuit de hogeschool door een praktijklector, deze laatste voorziet verschillende contacten nl: een infomoment bij aanvang van de stage, een telefonisch contact met de stageplaats bij aanvang van de stage, een eindevaluatiegesprek op de stageplaats en een nabespreking met de student tijdens module 8. 
    • De student wordt uitgenodigd in de school voor stagesupervisiebijeenkomsten. Stage-ervaringen worden in een kleine groep besproken onder begeleiding van een stagesupervisor. Samen wordt gezocht naar de manier waarop de student zijn ervaring en vakkennis verbindt, er wordt ingegaan op de vraag wat hij geleerd heeft en hoe hij dit heeft geleerd.De stagesupervisie bestaat uit 4 stagesupervisiebijeenkomsten van telkens 2,5u. 
    • De taken van praktijklector en die van de stagesupervisor worden uitgevoerd door een en dezelfde persoon.
    • Op vraag van praktijklector, stagebegeleider of student kunnen er individuele gesprekken georganiseerd worden.
    • De student wordt op de stageplaats begeleid door een stagebegeleider, er worden op regelmatige basis feedbackgesprekken georganiseerd door student en/of stagebegeleider.
    • De student legt een portfolio aan met verslaggeving (zie stagebundel)

    EVALUATIE

    Eerste examenperiode
    • De beoordeling gebeurt op basis van: de al dan niet behaalde competenties, de wijze waarop de student zichzelf zichtbaar heeft gemaakt tijdens zijn functioneren op de werkvloer, de besprekingen op school en de rapportage. Hierbij wordt ook de persoonlijke evolutie van de student in rekening genomen. (zie ook stagebundel).
    • Beoordelingsprocedure: tijdens een formeel eindevaluatiegesprek op de stageplaats in aanwezigheid van praktijklector, student en stagebegeleider worden bovenstaande gegevens naast elkaar gelegd en formuleert de stagebegeleider een advies naar de praktijklector. De praktijklector neemt deze gegevens grondig in overweging en formuleert op het einde van het gesprek een eindbeoordeling naar de student toe. (zie stagebundel).
    • De praktijklector kan tijdens elke fase van de stage zich laten adviseren door het team beroepspraktijk betrokken bij module 7.
    • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm ; dit geldt niet voor de schriftelijke examens. 
    • De student maakt een eindrapport met daarin een samenvatting van aandachtspunten, evoluties en kwaliteiten mbt de vooropgestelde leerdoelen. Tijdens de nabespreking wordt dit rapport overlopen en indien nodig aangevuld door de praktijklector.

    tijd voor examinering
    uren
    3

    %
     
     00,77

    Tweede examenperiode
    Voor dit opleidingsonderdeel is geen tweede examenperiode mogelijk.

     

     

    2 Orthopedagogie - 2OM - Onderdelen - Exploratie en verdieping/8
      

    O.O. heeft componenten: Neen
    Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
    Code: 2OM11
    Academiejaar: 2009-2010
    Type: kern
    Niveau: uitdiepend
    Programmajaar: 2
    Periode binnen het modeltraject: Module 8
    Aantal studiepunten: 13
    Wegingscoëfficient: 13
    Totaal aantal contacturen: 22
    Totaal studietijd: 338
    Deeltijds programma: deel 1 of 2
    Examencontract: niet mogelijk
    Deliberatie: mogelijk
    Vrijstelling of overdracht: mogelijk
    Onderwijstaal: Nederlands
    Lector(en): Adams Carl
    Defieuw Mieke
    Portael Veerle
    Van Tongel Wim
    Walravens Lieve


     

    KORTE OMSCHRIJVING

    In dit opleidingsonderdeel word je via probleemgestuurd onderwijs samen met een groepje medestudenten uitgedaagd om te leren vanuit verschillende taken. Je kiest een thema waarin je jezelf wil verdiepen. Op basis van deze keuze ga je samen met een studiegroepje antwoorden zoeken op leervragen m.b.t. deze majortaak. Dit doe je door literatuurstudie, discussie met medestudenten en (indien mogelijk) contacten met hulpverleners en cliënten. Er is op regelmatige basis inhoudelijke werkbegeleiding en procesmatige teambegeleiding voorzien.
    Je krijgt ook een individuele studietaak op (je minor) waarbij jij je op eenzelfde manier maar met een zeer minimale begeleiding gaat verdiepen in een opgelegd thema dat verschillend is van dat van jouw majortaak.


    COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
     Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

    Algemene competenties

    • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
    • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
    • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
    • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
    • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
    • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
    • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
    • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
    • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
    Algemene beroepsgerichte competenties
    • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
    • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
    • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
    Beroepsspecifieke competenties

      SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
      • De student kan algemene en algemene beroepsgerichte competenties inzetten om de reeds opgedane kennis van leerinhouden (modules 1 tot en met 7 ) te gebruiken en te verdiepen én om nieuwe leerinhouden te exploreren.
      • De student is bekwaam om op een adequate, zelfstandige en kritische wijze informatie verkregen uit verscheidene bronnen te verwerken en te selecteren in functie van de opgegeven probleemtaken, de discussietaak en de individuele studietaak.
      • De student kan verschillende visies, meningen, standpunten, methodes … funderen vanuit een verscheidenheid van vak- en/of wetenschappelijke bronnen en hiervan gebruik maken om met collega's studenten hierover in discussie te gaan.
      • De student kan over de verwerkte en geselecteerde informatie schriftelijk rapporteren op een inzichtelijke, gestructureerde en doorleefde wijze.
      • De student kan de verwerkte en geselecteerde informatie overbrengen naar een publiek op een heldere, doorleefde, betrokken en interactieve wijze.
      • De student kan kwaliteiten en persoonlijke leervragen formuleren m.b.t. het eigen leerproces en m.b.t. het samenwerken in teamverband en van daaruit actiepunten formuleren.
      • De student laat een duidelijke evolutie zien m.b.t. de geformuleerde actiepunten.
      • De student kan kwaliteiten van de groep, groepsprocessen en groepspatronen benoemen en actiepunten formuleren m.b.t. het groepsfunctioneren.
      • De student engageert zich actief in het optimaliseren van het groepsfunctioneren zowel in functie van het werken aan de taken als in functie van het optimaliseren van individuele en groepsleerprocessen.
      • De student is bekwaam om binnen de eigen leersituatie rollen, posities, leiderschaps- en communicatiestijlen te herkennen en te benoemen. Hij/zij is tevens in staat kritisch te reflecteren over het eigen aandeel.
      • De student kan i.f.v. het beroep een adequate leerhouding zichtbaar maken in interactie met medestudenten en betrokken lectoren.
      • De student kan, als vertegenwoordiger van een groep, contacten leggen met en informatie verwerven via personen en instanties buiten de school.

       


      VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
      Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

      Geslaagd zijn voor het eerste programmajaar.

       


      Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

      Andere begincompetenties

      LEERINHOUDEN
      • (zie voor de volledige uitwerking bundel 'exploratie en verdieping' (module 8)
      • De probleemgestuurde opdrachten komen aan bod binnen volgende keuzeonderwerpen

      1.hulpverlening bij kinder- en jeugdpsychiatrische stoornissen en pediatrie
      2.volwassenen met een handicap en ouderenzorg
      3.begeleiding van en hulpverlening aan maatschappelijk kwetsbare groepen
      4.geestelijke gezondheidszorg en drughulpverlening

      • Major: binnen 1 keuzeonderwerp worden 2 probleemtaken en een discussietaak afgewerkt, m.a.w. een integratie enerzijds van reeds verworven kennis en een uitdieping anderzijds op basis van nieuwe informatie
      • Minor: een opgelegde, individuele studietaak binnen 1 van bovenstaande onderwerpen, verschillend van de major. Het resultaat is een zelf geschreven artikel of paper die voldoet aan de criteria die toegelicht zijn in de bundel

      STUDIEMATERIAAL
      • voor organisatie en beoordeling zie informatiebundel 'exploratie en verdieping’, module 8
      • cursusmateriaal uit vorige modules
      • ICT-inleiding over zoekstrategieën op het internet en in bibliotheken
      • informatie- en documentatiecentramateriaal o.m. van ervaringsdeskundigen via video, interview, kranten, tijdschriften, boeken…..
      • syllabus Plantijn Hogeschool PGO 1OM, module 4

      WERKVORMEN
      Soort werkvorm uren  

      %

      hoor- en werkcolleges:

      6

       lesuren

        01,82

      practicum en oefeningen:

      14

       lesuren

        04,24

      vormen van groepsleren:

      0

       lesuren

        00,00

      studietijd buiten contacturen:

      308

       klokuren

        93,33

      Verdere toelichting:

      Majorbegeleiding:

      • Werkbegeleiding: 2 lesuren waarop 4 pgo-groepen na elkaar met hun begeleider samenkomen. Er kan onder begeleiding met de majorbegeleider worden gewerkt, elke groep krijgt een gesprek van 20-tal minuten met de begeleider, er wordt kort een stand van zaken gegeven, je kan inhoudelijke vragen stellen m.b.t. de opdracht, je kan al een duidelijk signaal krijgen m.b.t. de kwaliteit van de uitdieping, elke werkvergadering is degelijk voorbereid door de groep met een goede verslaggeving voor en na. Er vinden 3 à 4 werkbegeleidingen plaats in één werkperiode per probleemtaak en 2 tijdens de werkperiode van de discussietaak.

      • Een feedbackgesprek sluit de werkperiode van de probleemtaken definitief af. In dit gesprek wordt samen met de majorbegeleider stilgestaan bij het geleverde werk en het resultaat van de taak.

      • Presentatie: Probleemtaak twee wordt gepresenteerd t.a.v. medestudenten en majorbegeleiders; de discussietaak wordt uitgevoerd in aanwezigheid van (minimaal) de majorbegeleider en de medestudenten van de eigen PGO-groep.

      Teambegeleiding: zijn vaste momenten maar met de focus op het groepsproces, het samenwerken, conflicthantering, persoonlijke evolutie en leerproces. Er worden in de gehele module vier bijeenkomsten georganiseerd waarbij in de laatste bijeenkomst het proces wordt afgerond met een assessmentgesprek

      Minorbegeleiding

      De minorbegeleiding is minimaal. Er zijn 2 bijeenkomsten met de minorbegeleider voorzien. Op deze bijeenkomsten worden de studenten zowel in groep als kort individueel begeleid.

      EVALUATIE

      Eerste examenperiode
      • Voor de volledige, uitgebreide uitleg over assessment verwijzen we naar de informatiebundel 'Exploratie en verdieping’, module 8
      • PGO-onderdelen die beoordeeld worden als groepspunt:
        • Probleemtaak 1 op 10 punten
        • Probleemtaak 2 op 20 punten
        • Presentatie op 10 punten
        • Discussietaak op 15 punten
        • Proces op 30 punten
      • De totaalscore op 85 wordt herleid naar 20 en wordt individueel gecorrigeerd.
      • Deze score wordt individueel gecorrigeerd op basis van het peerassessment (zie informatiebundel) en wordt vervolgens samengeteld met die PGO-onderdelen die beoordeeld worden als individueel punt .
      • PGO-onderdelen die beoordeeld worden als individueel punt
        • Totaalscore groepspunt individueel gecorrigeerd, opnieuw herleid naar een score op 85
        • Minor op 35 punten
        • Eindevaluatie (mondeling examen in groep) op 30 punten
      • Eindtotaal op 150 punten
      • Eindscore exploratie & verdieping  op 20 punten

      tijd voor examinering
      uren
      2

      %
       
       00,61

      Tweede examenperiode
      • Het niet slagen voor dit opleidingsonderdeel is te wijten aan:
      • *1. een te laag groepspunt omdat de taken binnen de major niet beantwoorden aan de verwachte competenties of 2. een te lage score op de minor of 3. via het mondeling examen kon je niet aantonen dat je de leerinhouden van de major voldoende beheerst of 4. een combinatie van vorige
      • Per student wordt gekeken op welk onderdeel de competenties niet werden behaald. Deze onderdelen moeten dan opnieuw worden gedaan tijdens de 2de examenperiode. Dit betekent:
        • of 1. een nieuwe probleemtaak met zowel minimum als differentiële leervragen
        • of 2. het opnieuw schrijven van de minor
        • of 3. een nieuw mondeling examen m.b.t. de probleemtaken en de discussietaak van de eerste examenperiode
        • of 4. een combinatie van vorige
      • Wegens de specifieke organisatie van PGO kan je natuurlijk niet elk onderdeel opnieuw doen (bvb het werken in team). De punten van de eerste examenperiode vormen de basis voor een nieuw assessment; zij tellen voor 2/5 mee. Het assessment van de 2de examenperiode telt voor 3/5 mee. De verhouding is als volgt:
        • *je moet 1 onderdeel opnieuw doen, dan telt dit voor 3/5 mee;
        • *je moet er 2 opnieuw doen, dan tellen zij samen voor 3/5 mee;
        • *je moet er 3 opnieuw doen, dan tellen die 3 onderdelen samen voor 3/5 mee

       

       

      2 Orthopedagogie - 2OM - Onderdelen - Leergroep (2)
        

      O.O. heeft componenten: Neen
      Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
      Code: 00201
      Academiejaar: 2009-2010
      Type: kernondersteunend
      Niveau: uitdiepend
      Programmajaar: 2
      Periode binnen het modeltraject: Module 5-6-8
      Aantal studiepunten: 4
      Wegingscoëfficient: 4
      Totaal aantal contacturen: 42
      Totaal studietijd: 104
      Deeltijds programma: deel 1 of 2
      Examencontract: niet mogelijk
      Deliberatie: mogelijk
      Vrijstelling of overdracht: mogelijk
      Onderwijstaal: Nederlands
      Lector(en): Adams Carl
      De Meulder Bert
      Demesmaeker Greet
      Hofman Bart
      Vandersteene Tom
      Verbeek Mieke


       

      KORTE OMSCHRIJVING

      De leergroep in het tweede jaar is een ervaringsgerichte groep waarin je wordt uitgenodigd om te werken aan jezelf in functie van je beroep. Je zet hier belangrijke stappen in zelfsturing en zorg voor jezelf. Reflectie is onder andere een middel dat hiertoe bijdraagt.

      Kijken naar je eigen opvoeding, sociale en emotionele vaardigheden aanleren/ontdekken, persoonlijke kwaliteiten leren kennen, valkuilen bijsturen, goede menselijke attitudes ontwikkelen en leren reflecteren (als vaardigheid & als houding) zijn allemaal thema’s die aan bod kunnen komen. De studenten geven, samen met de leergroepbegeleider, zelf op actieve wijze vorm aan de bijeenkomsten. Elke student toont via een portfolio aan hoe hij gewerkt heeft aan de competenties van de leergroep.

       


      COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
       Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

      Algemene competenties

      • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
      • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
      • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
      • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
      • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
      • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
      • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
      Algemene beroepsgerichte competenties
      • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
      • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
      • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
      Beroepsspecifieke competenties

        SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
        • De student kent de reflectiecyclus en kan deze vorm geven binnen de leerinhouden van de leergroep. De student kan de ethische, autobiografische, politieke en interpersoonlijke dimensie van reflecteren toepassen op relevante situaties.
        • De student kan zijn kwaliteiten/werkpunten en de evolutie hierin benoemen, geeft mogelijkheden aan om hierin te evolueren. De student kan hierover op een gepaste wijze communiceren binnen de leergroep en de portfolio.
        • De student kan richting geven aan zijn grondhouding als gespecialiseerd opvoeder-begeleider en aantonen hoe hij hieraan werkt.
        • De student kan hierover op een gepaste wijze communiceren binnen de leergroep en de portfolio.
        • De student kan informatie uit verschillende bronnen samenbrengen en kaderen binnen een grotere context.
        • De student kan op een creatieve manier aan problemen werken en vraagt hierbij gericht hulp. (binnen leergroep, aan lector,...)
        • De student kan samenwerken en getuigt van een groepsgerichte instelling.
        • De student neemt in de leergroep verantwoordelijkheid op voor zichzelf en voor de groep.
        • De student kan communiceren in de leergroep over het eigen leerproces (externe dialoog).
        • De student kan de ervaringen bij het maken van de orthomedia hanteren binnen de leergroep en integreren in het eigen leerproces alsook op het toonmoment.
        • De student kan de verbinding maken met actuele politieke en ethische thema's en (ook) op deze manier zich een mens- en wereldbeeld vormen.

        VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
        Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

        Ervaren, exploreren en communiceren delen 1,2 en 3

        leergroep eerste programmajaar

         

         


        Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

        ingeschreven voor (Ortho)(ped)agogische handelen

        ingeschreven voor (Ortho)(ped)agogisch handelen en teamwerk


        Andere begincompetenties
        • Kritisch reflecteren: Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie als een beroepshouding. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en op actieve wijze vorm.
        • Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling: Analyseert voor hem / haar nieuwe (niet eerder behandelde) problemen. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Genereert een creatieve oplossing. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
        • Leidinggeven: Neemt leidinggevend initiatief. Handelt consequent volgens de beroepscode en wijst andere gedragingen af.       
        • Beschikken over het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken.
        • Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer.        
          Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen. 
        • Is overtuigd van het belang van levenslang leren. Identificeert op basis van een kritische reflectie op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten. Gaat op zoek naar wegen om de vastgestelde punten weg te werken. Verbreedt en verdiept de eigen competenties door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling. 
        • Internationale gerichtheid: Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen.  
        • Teamgericht werken: Heeft respect voor de inbreng van anderen. Werkt op coöperatieve manier samen, motiveert, stimuleert, enthousiasmeert, coacht binnen het team en in de ruime context van de organisatie. Getuigt van een groepsgerichte instelling. Neemt verantwoordelijkheid op in / voor het team.
        • Oplossingsgericht werken: Maakt een onderscheid tussen hoofdzaken, bijzaken, bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Analyseert een taak of een werkproces.  

        LEERINHOUDEN
        • Het exploreren van het eigen en andermans referentiekader en de link naar jezelf als beroepspersoon
        •  Het inzetten van de krachten en evolutie m.b.t. de werkpunten en het bewust worden van en richting geven aan de eigen grondhouding als gespecialiseerd opvoeder-begeleider 
        • Het vormen van een mens- en wereldbeeld, je manier van kijken naar en denken over de mens, de samenleving, de wereld … als gespecialiseerd opvoeder-begeleider 

        STUDIEMATERIAAL
        • Syllabus leergroep 1OM
        • Informatiebundel leergroep 2OM
        • Actuele documenten in de leergroep uitgedeeld
        • Eventueel bijkomende informatie op Blackboard (cursus LG2OM )
        • Communicatie en ervaringen tijdens de leergroepbijeenkomsten

        .


        WERKVORMEN
        Soort werkvorm uren  

        %

        hoor- en werkcolleges:

        0

         lesuren

          00,00

        practicum en oefeningen:

        41

         lesuren

          39,81

        vormen van groepsleren:

        0

         lesuren

          00,00

        studietijd buiten contacturen:

        61

         klokuren

          59,22

        Verdere toelichting:

        EVALUATIE

        Eerste examenperiode

        Summatief

        • Externe dialoog: 6 punten :
          *peerassessment: 4 punten
          *evaluatie lector: 2 punten
          Heeft betrekking op gans het academiejaar.
        • Interne dialoog: 8 punten
          Portfolio van gans het academiejaar.
        • Mondeling examen waarin de student aantoont hoe hij/zij gewerkt heeft aan de competenties van de leergroep: 6 punten
          Heeft plaats in de laatste assessmentperiode (25 min.).
        • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totale aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm.

        tijd voor examinering
        uren
        1

        %
         
         00,97

        Tweede examenperiode
        • De punten van de externe dialoog vanuit de eerste examenperiode blijven behouden.
        • De punten van de interne dialoog vanuit de eerste examenperiode worden voor 1/4 behouden.
        • Vervangende opdracht en opnieuw indienen van de bijhorende portfolio staat op 6 van de 20 punten.
        • Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen.
        • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totale aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm.
        • Mondeling examen waarin de student aantoont hoe hij/zij gewerkt heeft aan de competenties van de leergroep op 6 van de 20  punten. (25 min.)