ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

2 Orthopedagogie - 2OM - Onderdelen - Begeleid. in socio-culturele context/5
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 2OM04
Academiejaar: 2009-2010
Type: kernondersteunend
Niveau: inleidend
Programmajaar: 2
Periode binnen het modeltraject: Module 5
Aantal studiepunten: 3
Wegingscoëfficient: 3
Totaal aantal contacturen: 16
Totaal studietijd: 78
Deeltijds programma: deel 1
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Verreyken Sarah


 

KORTE OMSCHRIJVING

In dit opleidingsonderdeel ligt de focus op de socio-culturele context van mensen (cliënten én begeleiders/hulpverleners): Welke sociaal-maatschappelijke en culturele factoren zijn van invloed op cliënten en hulpverleners? Hoe kunnen we de eigen socio-culturele context verkennen en ermee omgaan in hulpverlening en begeleiding?   Hoe kunnen we bij begeleiding en hulpverlening rekening houden met de socio-culturele context van cliënten en met de wijze waarop die context in hen leeft?

Dit perspectief is van belang als we contextgericht willen begeleiden en hulp verlenen.

In dit opleidingsonderdeel bieden we een begrippenkader aan, bespreken we bepaalde mechanismen en formuleren we aandachtspunten i.v.m. (het verkennen van en het werken met) de socio-culturele context van mensen.


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
  • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
  • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM210 Respecteert de inbreng van anderen. Werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert en coacht. Is groepsgericht ingesteld. Hanteert sociaalagogische en communicatieve vaardigheden. Neemt verantwoordelijkheid op. Werkt als vertegenwoordiger van de eigen organisatie op een constructieve en respectvolle wijze samen in diverse beroepsomgevingen.
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
  • OM212 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Verantwoordt de maatschappelijke en ethische implicaties van het probleemoplossend denken en handelen in concrete praktijksituaties. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
Beroepsspecifieke competenties
  • OM313 Analyseert de hulpvraag van de cliënt / het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handelingsplan of begeleidingsplan op vanuit het doel 'kwaliteit van leven'. Herformuleert agogische vragen. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobserveerde evoluties.
  • OM315 Onderneemt preventieve acties in dagelijkse situaties ter voorkoming of verergering van problemen. Signaleert risicofactoren ten aanzien van maatschappelijke ontwikkelingen en beleidslijnen. Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening. Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.
  • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.
  • OM317 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten met een ondersteuningsbehoefte optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, emotionele, sociale en motorische ontwikkeling.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN

 

 

·         Begrippenkader en mechanismen i.v.m. (het verkennen van en het werken met) de socio-culturele context van mensen kennen en kunnen gebruiken.

·         Organisaties kennen en kunnen opzoeken die i n ons land belangrijke informatie bijhouden, systematiseren en actualiseren over bepaalde sociale groepen en/of begeleiding van/hulpverlening aan mensen uit die groepen.

·         Kennis  i.v.m. het verkennen van de socio-culturele context en van de sociale identiteiten van mensen kunnen opzoeken, situeren en verwerken.

·         De maatschappelijke inbedding en de eigenheid van de bestudeerde sociale groepen kunnen beschrijven.

·         Hypothesen kunnen formuleren i.v.m. de impact van contextelementen en/of sociale identiteiten op begeleiding van en hulpverlening aan cliënten en op het werken als hulpverlener.

·         Kritisch kunnen reflecteren op het eigen referentiekader.

·         Zich kunnen inleven in het referentiekader van iemand anders.

·         Kunnen openstaan voor en kritische vragen kunnen formuleren bij verschillende (mens-, maatschappij-, en levens)visies en (cultureel bepaalde) waarden en normen. 

 


VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

geen


Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

geen


Andere begincompetenties
geen
LEERINHOUDEN

·         De socio-culturele context van mensen: Begripsomschrijving en motivering van de betekenis ervan voor begeleiding en hulpverlening.

·         Gezins- en samenlevingsvormen: historiek, actuele situatie en (pedagogische) implicaties.

·         Sociale groepen en sociale (deel)identiteiten (gender, seksuele voorkeur, lichamelijke validiteit, leeftijd, klasse, opleiding, functie, etniciteit, zingeving en religie): maatschappelijke inbedding en eigenheid, organisaties die actief zijn i.v.m. bepaalde sociale groepen.

·         Begeleiden/hulp verlenen en samenwerken in diversiteit: Diversiteitsposities, machts- en uitsluitingsmechanismen, minderheid-meerderheid, tokenisme, diversiteitsbeleid.

·         Mens- en wereldbeelden: impact op leefdomeinen, op de samenleving en op probleembenadering.


STUDIEMATERIAAL
    • Syllabus 'Begeleiden in een socio-culturele context'
    • PowerPoint Presentaties bij de hoorcolleges en werkcolleges (op Blackboard)
    • Gastcollege door Edwin Hoffman (georganiseerd in lesweek 2 buiten het lessenrooster)
    • Reportages uit de TV één-reeks ‘0032 ‘
    • Inhoud van de gemaakte groepsopdracht
    • Inhoud van de individuele studieopdracht ‘organisaties op internet’

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

14

 lesuren

  17,01

practicum en oefeningen:

0

 lesuren

  00,00

vormen van groepsleren:

0

 lesuren

  00,00

studietijd buiten contacturen:

66.3

 klokuren

  80,56

Verdere toelichting:
    1. In de hoorcolleges worden een aantal concepten en mechanismen die spelen in de socio-culturele context van mensen uitgelegd en geïllustreerd aan de hand van voorbeelden.
    2. In de werkcolleges wordt geoefend in het toepassen van deze concepten en mechanismen en maken we ons een manier eigen om te spreken over de (invloed van de) socio-culturele context van mensen.
    3. In de syllabus zijn alle teksten studiemateriaal.
    4. In kleine groepen wordt vanuit een aantal geselecteerde reportages uit de TV reeks ‘0032’ actief gewerkt om de socio-culturele context van iemand te analyseren en zich zo de vereiste competenties eigen te maken (groepsopdracht).
      De studenten zijn verplicht aanwezig op het werkcollege waarbij over de groepsopdracht wordt gerapporteerd (zie planning op Blackboard). Dit is een leermoment, geen assessmentmoment.
    5. Er is een individuele studieopdracht i.v.m. organisaties in ons land die belangrijke informatie bijhouden, systematiseren en actualiseren over bepaalde sociale groepen en/of begeleiding van/hulpverlening aan mensen uit die groepen (lijst op Blackboard).
      De studenten brengen hun uitgewerkte studie-opdracht mee naar het werkcollege dat daarvoor voorzien is (zie planning op Blackboard). Studenten die hun opdracht dan niet bij hebben, worden niet toegelaten tot dat werkcollege. Dit is een leermoment, geen assessmentmoment.
    6. Er is een gastcollege door E.Hoffman over ‘sociale deelidentiteiten, culturen en cultuurverschillen’ (zie planning op Blackboard).De inhoud van dit college maakt integraal deel uit van de leerstof.
    7. Ter ondersteuning van je studie staan op de tussenbladen in de syllabus telkens een aantal reflectievragen, zelfwerktips, oefeningen en websites van organisaties. Via deze (reflectie)oefeningen word je uitgedaagd om zowel je eigen socio-culturele context en referentiekader als dat van anderen verder te verkennen en te exploreren. Deze reflecties zullen zeker bijdragen tot algemene competentieverhoging maar worden niet expliciet betrokken in het assessment van dit opleidingsonderdeel.  

 


EVALUATIE

Eerste examenperiode

Schriftelijk examen op 20 punten. De examenvragen worden gegenereerd uit wat in de 6 eerste ‘didactische werkvormen’, die hierboven zijn aangegeven, aan competenties en leerinhouden aan bod komt. 

 


tijd voor examinering
uren
2

%
 
 02,43

Tweede examenperiode

Schriftelijk examen op 20 punten. De examenvragen worden gegenereerd uit wat in de 6 eerste ‘didactische werkvormen’ die hierboven zijn aangegeven, aan competenties en leerinhouden aan bod komt.