ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Personen met een handicap/2
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 1OM07
Academiejaar: 2009-2010
Type: kern
Niveau: inleidend
Programmajaar: 1
Periode binnen het modeltraject: Module 2
Aantal studiepunten: 4
Wegingscoëfficient: 4
Totaal aantal contacturen: 44
Totaal studietijd: 104
Deeltijds programma: deel 1 of 2
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Adriaensens Joke
Desloovere Karen
Fierens Caroline
Van Heden Anki
Van Tongel Wim
Verreyken Sarah


 

KORTE OMSCHRIJVING
In dit opleidingsonderdeel belichten we het Vlaams Agentschap en de voorzieningen en diensten die werken met personen met een handicap. We maken nader kennis met personen met een handicap. We besteden aandacht aan de ontwikkeling of het functioneren van deze personen binnen verschillende levensdomeinen en de beleving van de persoon en zijn omgeving. Verder geven we ook aandacht aan de gespecialiseerd opvoeder-begeleider, werkzaam in deze sector, tijdens de werkcolleges. In het hoorcollege gaan we dieper in op de verschillende beperkingen. In de oefengroep gaan we deze kennis integreren in de wijze waarop we personen met een handicap ondersteunen. We gebruiken hiervoor verschillende casussen.

COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de (wetenschappelijke) literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
  • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
Beroepsspecifieke competenties
  • OM313 Analyseert de hulpvraag van de cliënt / het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handelingsplan of begeleidingsplan op vanuit het doel 'kwaliteit van leven'. Herformuleert agogische vragen. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobserveerde evoluties.
  • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
  • Het begrip 'handicap' kaderen in een sociaal-maatschappelijke dimensie of context, ook mondiaal met aandacht voor de kwaliteit van het bestaan.
  • De kenmerken en verschijningsvormen van de verschillende vormen van beperkingen herkennen en beschrijven.
  • De factoren die kunnen leiden tot een handicap, opsommen en beschrijven.
  • De invloed van een beperking of stoornis op de ontwikkeling van de persoon herkennen, beschrijven en verbinden met  (voor)kennis over de menselijke ontwikkeling.
  • Inlevend rapporteren over de functionele en emotionele betekenis van het hebben van een handicap voor een persoon in/en zijn omgeving binnen de leersituatie.
  • Een formulering aanreiken van de (ortho)agogische hulpvraag met aansluitend een beschrijving van een adequaat (ortho)(ped)agogisch  klimaat.
  • (ortho)agogische middelen en methoden die vaak in de praktijk worden gebruikt, herkennen en beschrijven.
  • De organisatie en de werking van een voorziening of dienstverlening voor personen met een handicap beschrijven. 
  • De functie en taak beschrijven van de opvoeder-begeleider in hulpverleningsvoorzieningen voor deze personen, en deze afgrenzen t.o.v. andere functies binnen deze voorzieningen. 
  • Zelfstandig op zoek gaan naar informatie over de verschillende mogelijkheden in Vlaanderen wat betreft wonen, werken, leren, leven.
  • Zelfstandig en kritisch informatie opzoeken over bovenvermelde onderwerpen via verschillende kanalen en deze informatie overzichtelijk en kernachtig schriftelijk en mondeling rapporteren binnen de leersituatie.
  • Groeien in omgaan met diversiteit: het groeiproces doormaken naar een vertrouwdheid met deze personen met al hun deelidentiteiten, met de daarbij aansluitende attitude van openheid en acceptatie.      

VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
geen
Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
geen
Andere begincompetenties
  • Denk- en redeneervaardigheid.
  • Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden,begeleiden en welzijn en Mens in Ontwikkeling).
  • Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennis-ontwikkeling (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden, begeleiden en welzijn).
    • Analyseert voor hem/haar  nieuwe niet eerder behandeld probleem
    • Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen
    • Genereert een creatieve oplossing
    • Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden
  • Internationale gerichtheid  (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden, begeleiden en welzijn)
    • Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen.
  • Oplossingsgericht werken (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden,begeleiden en welzijn en Mens in Ontwikkeling).
    • Maakt een onderscheid tussen  hoofdzaken, bijzaken, bepaalt eerst hoofdlijnen en detailleert later.
  • Informatie verwerven en verwerken.
    • Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma’s,…
  • Beschikt over het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen, en oplossingen zowel aan specialisten als aan leken  (aansluitend bij OO Opvoeden, begeleiden en welzijn, Ervaren exploreren en communiceren d1).
    • Verduidelijkt en schrijft meningen, ideeën en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer.

LEERINHOUDEN
  • Dit opleidingsonderdeel behandelt personen met een handicap, zowel kinderen, volwassenen en bejaarden, en/in hun omgeving.
  • We bespreken de volgende overheidsorganen en hun opdracht: het Vlaams Agentschap voor personen met een handicap en het Subsidieagentschap voor Sociale Economie.
  • We gaan na welke dienstverlening er bestaat om ondersteuning te bieden aan personen met een handicap binnen de verschillende leefdomeinen.
  • We maken eerst kennis met personen met een mentale handicap omdat zij een omvangrijke doelgroep uitmaken van de hulpverleningssector waarmee opvoeders-begeleiders aan het werk kunnen gaan.
  • We staan stil bij personen met een fysieke handicap, met name personen met een motorische handicap en personen met een niet-aangeboren hersenletsel. We benaderen hierbij ook die groep van kinderen die geconfronteerd worden met een chronische ziekte.
  • We geven aandacht aan de personen met een auditieve handicap en visuele handicap.
  • We sluiten af met een overzicht van de personen met een meervoudige handicap.
  • Alvorens meer te weten te komen over dieperliggende problemen, over de hulpverlening en het maatschappelijk en hulpverleningsbeleid zowel in België als in een internationale en interculturele  context (zie 2° en 3° jaar ), starten we in deze module met het verkennen van de kenmerken of de verschijningsvorm van de verschillende beperkingen, met de definiëring en afgrenzing van andere problemen.
  • We bespreken de oorzakelijke factoren bij een aangeboren of verworven beperking. 
  • We verdiepen ons in de beleving van het hebben van de handicap door de persoon zelf en door zijn omgeving vooral binnen onze Westerse cultuur in ons land. Hier en daar kijken we al wat verder de wereld in (internationale context). 
  • We blijven ook uitvoerig stilstaan bij de invloed ervan op de totale ontwikkeling van de persoon (vooral van het betreffende kind).  
  • Deze gegevens bieden ons steun bij het op zoek gaan naar de vraagstelling die deze personen uitzenden naar ons, hulpverleners, binnen de verschillende levensdomeinen waarin we hen kunnen ontmoeten.   
  • Vanuit deze vraagstelling leiden we de vaak gebruikte (hulp)middelen en methoden af bij de hulpverlening, ingebed in een totaal begeleidingsklimaat.
  • We leren een voorziening van binnenuit kennen waarin we kennis maken met de rol van de opvoeder-begeleider 
  • We beschrijven het methodisch handelen op vlak van ontwikkelingsstimulering rekening houdend met de eigenheid van de persoon (met een handicap). We hebben hier aandacht voor het stimuleren van ontwikkeling via spel en via gedragsprogramma's.

STUDIEMATERIAAL
  • Cursus Personen met een handicap en notities lessen 
  • Steekkaarten methodisch handelen
  • Boek geschreven door een ervaringsdeskundige
  • Persoonlijke notities bij gastcollege en bij de voorbereiding mondiaal aspect van handicap

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

28

 lesuren

  26,92

practicum en oefeningen:

14

 lesuren

  13,46

vormen van groepsleren:

0

 lesuren

  00,00

studietijd buiten contacturen:

60

 klokuren

  57,69

Verdere toelichting:
  • Hoorcolleges met beeldmateriaal en met ervaringsdeskundige als gastspreker.
  • Werkcolleges met integratie van opzoek- en leesopdrachten en met actieve werkvormen en participatie. Gastcollege van gespecialiseerde opvoeder-begeleider uit de sector.
  • Oefengroepen die casusgestuurd zijn met ervaringsuitwisseling vanuit studiebezoeken.
  • Steekkaart Methodisch Handelen.
  • Zelfstudie.
  • Studiebezoek en rapportage.
  • Literatuuropdracht en opzoekopdrachten.

EVALUATIE

Eerste examenperiode
  • Aansluitend bij de HC's en WC's:
    • Een schriftelijk examen  met insluitend een vraag over de literatuuropdracht, handicap mondiaal (eigen notities) en/of het gastcollege. Totaal 15 / 20 punten. 
  • Aansluitend bij de OG: 
    • Een individueel schriftelijk rapport over het studiebezoek met een persoonlijk verwerkingsverslag. Individuele score van 3/20 punten. Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm. 
    • Presentatie in groep van vormen van methodisch handelen voor een casus met ondersteuningsvraag. Groepspunt van 2/20 met individuele weging.

                                       

 

                                                                                                            


tijd voor examinering
uren
2

%
 
 01,92

Tweede examenperiode
  • Een schriftelijk examen (HC, WC) met insluitend een vraag over de tijdens module 2 opgegeven literatuuropdracht en /of handicap mondiaal: 15/20 punten.
  • Aansluitend bij de oefengroep: vanuit een casus met ondersteuningsvraag het handelen schriftelijk uitwerken en beschrijven: 2/20 punten.
  • 3 punten van de oefengroepopdracht studiebezoek, behaald tijdens de eerste examenperiode, blijft behouden en wordt overgedragen naar de tweede examenperiode.