ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Ervaren, exploreren, communiceren (d1)/1
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: OM:Orthopedagogie
Code: 00001
Academiejaar: 2009-2010
Type: kernondersteunend
Niveau: inleidend
Programmajaar: 1
Periode binnen het modeltraject: Module 1
Aantal studiepunten: 5
Wegingscoëfficient: 5
Totaal aantal contacturen: 44
Totaal studietijd: 130
Deeltijds programma: deel 1
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Adams Carl
De Wit Veerle
Demesmaeker Greet
Dos Santos Santiago Artinizio
Eraets Kristel
Portael Veerle
Vanschel Myriam
Vrancken Jasper


 

KORTE OMSCHRIJVING

De mens ontmoeten staat, in je werk als gespecialiseerd opvoeder-begeleider, centraal. Belangrijk hierin is de kwaliteit van je communicatie. Binnen dit veelkleurige en boeiende domein kan je zelf je eigen mogelijkheden ervaren en exploreren : verbaal en non-verbaal, sportief en creatief. Je leert meer specifiek over de elementen die deze kwaliteit mee bepalen of verstoren. Bijvoorbeeld bij misverstanden, in vergaderingen, bij het geven of krijgen van feedback, bij het samenwerken, bij het creëren van een creatieve en levende leeromgeving.  


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Brengt een creatieve oplossing tot stand. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
  • OM108 Gaat in alle contexten van het functioneren de nodige kennis en competenties verwerven om de professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderde samenleving beter aan te kunnen. Reflecteert kritisch op het eigen functioneren. Formuleert leerpunten en tracht deze weg te werken door zelfstudie en deskundigheidsontwikkeling.
  • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
Algemene beroepsgerichte competenties
    Beroepsspecifieke competenties

      SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
      • De student kan culturele, sportieve, sociale, creatieve en/of ontspanningsactiviteiten aangaan als middel tot procesgericht leren. Hij/zij kan ook toepassingenbedenken of aanbieden binnen de eigen leersituaties en de eigen leeromgeving.
      • De student is in staat verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen veiligheid, voor de veiligheid van de medestudenten en voor het respecteren van materiaal en omgeving.
      • De student is in staat om door middel van lichaamstaal op respectvolle manier contact te nemen, grenzen aan te geven, zichzelf en zijn / haar emoties tot expressie te brengen, flexibele interacties aan te gaan, om te gaan met verschillen en tegenstellingen en het geleerde te integreren.
      • De student is bekwaam om het gebeuren met medestudenten en lectoren (of de leersituatie) als middel te gebruiken om zijn krachten optimaal te benutten en zijn leerproces aan te gaan. (handelen).
      • De student is in staat om feedback met betrekking tot zijn handelen te horen, te (h)erkennen en kritisch constructief te hanteren (evalueren).
      • De student kan digitaal tekst aanmaken via een tekstverwerkingsprogramma.
      • De student kan zelfstandig informatie opzoeken via internet, bibliotheek en cursusmateriaal en deze informatie verwerken.  
      • De student kan het begrip “circulaire communicatie” uitleggen. Hij/zij kan circulaire communicatie, en de effecten daarvan, in dagdagelijkse situaties waarnemen en benoemen.
      • De student begrijpt de axioma’s van Watzlawick en kan deze uitleggen.
      • De student kan de realiteit van de axioma’s in het handelen van zichzelf en van anderen waarnemen en benoemen.
      • De student kan deze axioma’s, en de betekenis hiervan, op een constructieve manier in zijn eigen handelen integreren.
      • De student krijgt aldus zicht op de betekenis en de draagwijdte van het begrip communicatie en de diverse onderdelen hierin.
      • De student kan fictieve en non-fictieve situaties ontleden en analyseren vanuit de aangereikte begrippenkaders met betrekking tot communiceren.
      • De student heeft zicht op de typische eigenschappen van, alsook de verschillen tussen verbale en non-verbale communicatie.
      • De student is zich bewust van de verschillende dragers van non-verbale communicatie en kan via zijn inzicht hierin deze non-verbale communicatie bewust en expressief in relatie brengen.
      • De student kan zijn eigen verbale en non-verbale communicatie, alsook de betekenis hiervan, waarnemen, benoemen en zo mogelijk optimaliseren.
      • De student kan verbale en non-verbale communicatie bij anderen waarnemen en benoemen.
      • De student kan zijn eigen beleving van de verbale en non-verbale communicatie van anderen benoemen.
      • De student kan weergeven wat de doelstellingen van een vergadering zijn.
      • De student heeft zicht op en inzicht in de verschillende vormen van vergaderen.
      • De student kan weergeven wat de taken zijn van de voorzitter, de notulist en van de andere deelnemers tijdens een vergadering.
      • De student kan deze taken tijdens een vergadering in zijn handelen integreren en tevens waarnemen in welke mate alle taken door de vergadering worden opgenomen.
      • De student kan weergeven hoe een vergadering georganiseerd wordt waarbij hij/zij zowel oog heeft voor de momenten voor, tijdens en na de vergadering.
      • de student begrijpt het verschil tussen opbouwende en afbrekende feedback.  De student kan de feedback in aangereikte situaties analyseren, benoemen en indien nodig constructiever herformuleren.
      • De student beheerst het hanteren van ik-boodschappen en begrijpt de zinvolheid hiervan.
      • De student kan video-opnames maken als observatiemiddel en voor andere praktische doelen

      VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
      Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
      geen
      Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
      geen
      Andere begincompetenties
      Eindtermen hoger secundair onderwijs.
      Contact kunnen maken met zichzelf en de anderen.

      LEERINHOUDEN

      DEEL 1

      DE COMPONENTEN VAN DE COMMUNICATIE 
      1.1. DEFINITIE VAN FAUCONNIER
      1.2. VIRGINIA SATIR: CIRCULAIRE COMMUNICATIE
      1.3. COMPONENTEN VAN HET COMMUNICATIEPROCES
      1.3.1. DE ZENDER
      1.3.2. DE ONTVANGER
      1.3.3. DE BOODSCHAP
      1.3.4. CODEREN IN TEKENS EN SYMBOLEN
      1.3.5. HET KANAAL
      1.3.6. MEDIUM
      1.3.7. FEED-BACK
      1.3.8. RUIS (NOISE)
      1.4.  SOORTEN COMMUNICATIE
      1.4.1. NAARGELANG DE CODE
      1.4.2. NAARGELANG HET KANAAL
      1.4.3. NAARGELANG HET AANTAL DEELNEMERS
      1.4.4. NAARGELANG DE RICHTING
      1.4.5. INTERNE EN EXTERNE COMMUNICATIE
      1.4.6. FORMELE EN INFORMELE COMMUNICATIE
      1.5. HET JOHARI-VENSTER
      2. AXIOMA’S VAN DE COMMUNICATIETHEORIE
      2.1. EERSTE AXIOMA: COMMUNICEREN DOE JE ALTIJD
      2.2. TWEEDE AXIOMA: JE SPREEKT ALTIJD DUBBEL
      2.3. DERDE AXIOMA: ELK ZIJN WAARHEID
      2.4. VIERDE AXIOMA: MET WOORDEN OF ZONDER?
      2.5. VIJFDE AXIOMA: WIE HEEFT HET VOOR HET ZEGGEN?
      3.  VERBALE EN NON VERBALE COMMUNICATIE
      3.1. INLEIDING
      3.2. VERBALE (DIGITALE) COMMUNICATIE
      3.3. NON-VERBALE (ANALOGE) COMMUNICATIE 
      3.4. DE DRAGERS VAN NON-VERBALE INFORMATIE
      3.4.3. LICHAAMSBEWEGING
      3.4.4. GEZICHTSUITDRUKKING
      3.4.5. STEMTAAL
      3.4.6. AANRAKEN EN NABIJHEIDSGEDRAG
      3.4.7. RUIMTELIJKE ORIËNTATIE
      3.5. FUNCTIES VAN DE NON-VERBALE SIGNALEN
      3.5.1. AANVULLEN VAN EEN BOODSCHAP
      3.5.2. BENADRUKKEN VAN DE BOODSCHAP
      3.5.3. VERVANGEN VAN DE BOODSCHAP
      3.5.4. REGELEN VAN HET GESPREK
      3.5.5. TERUGKOPPELEN OF FEEDBACK GEVEN
      3.6. EIGENSCHAPPEN VAN DE NON-VERBALE COMMUNICATIE
      3.7. NON-VERBALE COMMUNICATIE BIJ KINDEREN
      4. OMGAAN MET FEEDBACK
      4.1. WAT IS FEEDBACK.
      4.1.1. SITUERING EN DEFINITIE
      4.1.2. OORZAKEN VAN FALENDE FEEDBACK
      4.1.2.1. de persoonlijkheid van de zender en de ontvanger
      4.1.2.2. de cultuur van de omgeving
      4.1.2.3. de manier waarop feedback gegeven wordt
      4.2. HET GEVEN VAN FEEDBACK.
      4.2.1. OPBOUWENDE EN AFBREKENDE FEEDBACK
      4.2.2. KENMERKEN VAN OPBOUWENDE EN AFBREKENDE FEEDBACK
      4.2.2.1. Actueel versus verleden
      4.2.2.2. Gedrag versus persoon
      4.2.2.3. Beschrijvend versus interpreterend
      4.2.2.4. Ik versus Ander
      4.2.2.5. Veranderbaar versus onveranderbaar gedrag.
      4.2.2.6. Het belang van de zender
      4.2.2.7. Gewenst versus niet gewenst
      4.3. FEEDBACK ONTVANGEN
      5. DE VERGADERING.
      5.1. OMSCHRIJVING
      5.2. INDELING VAN DE VERGADERING
      5.3. DE ASPECTEN VAN DE VERGADERING
      5.4. DE MODERATOR OF DE VOORZITTER
      5.5. DE DEELNEMERS
      5.6. STEMMING- EN BESLUITVORMING
      5.7. DE VERGADERING VOOR HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN (DE BESLUITVORMINGSVERGADERING)
      5.8. DE BRAINSTORMVERGADERING

      DEEL 2

      1.1 INLEIDING

      1.2 GROEPSPROCESSEN EN -PATRONEN, SOCIAAL-PSYCHOLOGISCH BENADERD.

      1.2.1 OMSCHRIJVING EN INDELING

      1.2.2 GROEPSPROCESSEN

      1.2.2.1 Input

      1.2.2.2 De groep; wetmatigheden en groepsprocessen

      1.2.2.3 Output; groepscohesie en groepspatronen

      1.2.2.4 De goed functionerende groep

       

      Binnen manuele expressie, lichaamsexpressie en sport en spel wordt (re)creatief agogisch gewerkt rond volgende thema's:
      1. het maken van contact
      2. de leefwereld van zichzelf en anderen erkennen
      3. werken rond ruimte en grenzen
      4. werken rond expressie van emoties
      5. werken rond fantasie
      6. werken met videocamera
      7. creatief samenwerken in groep
      8. creatieve, expressieve en sportieve activiteiten ontwikkelen voor specifieke leeftijd en doelgroep


      STUDIEMATERIAAL

      Carl Adams, Greet Demesmaeker, Karen Desloovere, Veerle De wit, Kristel Eraets,  Gwendy Moentjens,  Veerle Portael, Myriam Vanschel, Wim Van Tongel, Lieve Walravens … (2009-2010)

       

      Cursus voor Module 1, 2 en 3,  2009, Universitas, Antwerpen  

      Deel A : Communicatie  

      Deel B : Verbindingstekst E rvaren, Exploreren en Communiceren

      Deel C : Lichaamsexpressie

      Deel D : Sport en Spel

      Deel E : Manuele expressie en video 

       

       

       

       

       

       


      WERKVORMEN
      Soort werkvorm uren  

      %

      hoor- en werkcolleges:

      7

       lesuren

        05,38

      practicum en oefeningen:

      35

       lesuren

        26,92

      vormen van groepsleren:

      0

       lesuren

        00,00

      studietijd buiten contacturen:

      86

       klokuren

        66,15

      Verdere toelichting:
      • Hoor- en werkcolleges
      • Practicum en oefeningen
      • Groepsleren

      EVALUATIE

      Eerste examenperiode
      • Ten aanzien van expressieve en recreatieve vaardigheden:
        • video-opdrachten : 2 /20 
        • permanente evaluatie : 4 /20 
        • toepassingstaak : 4/20
      • Ten aanzien van communicatieve vaardigheden:
        • schriftelijk examen met kennis-, toepassings- en inzichtsvragen: 10/20

      tijd voor examinering
      uren
      2

      %
       
       01,54

      Tweede examenperiode
      • Ten aanzien van expressieve en recreatieve vaardigheden:
        • videotaak : 2 /20                    
        • toepassingstaak : 4/20                                                                          
        • de punten van permanent evaluatie worden vanuit de eerste examenperiode behouden voor de tweede examenperiode : 4/20
      • Ten aanzien van communicatieve vaardigheden:
        • schriftelijk examen met kennis-, toepassings- en inzichtsvragen (10/20)
      • Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen.