ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

4 Educatieve benadering van personen met autismespectrumstoornissen - 4BAU2 - Onderdelen - Afstudeerproject
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: AU:Educatieve benadering van personen met autismespectrumstoornissen
Code: 4BAU4
Academiejaar: 2009-2010
Type: kern
Niveau: gespecialiseerd
Programmajaar: 4
Periode binnen het modeltraject: :--
Aantal studiepunten: 15
Wegingscoëfficient: 15
Totaal aantal contacturen: 18
Totaal studietijd: 390
Deeltijds programma: deel 2
Examencontract: niet mogelijk
Deliberatie: niet mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Stinkens Wim


 

KORTE OMSCHRIJVING
Het afstudeerproject dient het bewijs te leveren dat de afstuderende in staat is een vraagstelling op het terrein van autisme duidelijk te formuleren en gebruikmakend van de voor de student beschikbare literatuur en/of onderzoeksmethoden er een antwoord op te vinden. Het afstudeerproject dient tevens aan te tonen dat de verworven leerinhouden en het voor dit project verwerkte materiaal in de praktijk geïmplementeerd kunnen worden.   
Hiernaast geeft de student dmv een reflectieverslag weer welk de betekenis van de opleiding is voor zijn persoonlijke ontwikkeling/leerproces en dit van de context waarin zijn praktijk zich situeert.

COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • AU101 Kan het verband leggen tussen de theoretisch definities van autisme en de educatieve benadering. Kan het belang van differentiaaldiagnose zien. Begrijpt de onderliggende mechanismen van uiterlijk waarneembaar gedrag ('ijsbergdenken'). Herkent de kwalitatieve verschillen in de ontwikkeling van ASS.
  • AU102 Kan het verband leggen tussen de theoretisch definities van autisme en de educatieve benadering. Kan het belang van differentiaaldiagnose zien.Begrijpt de onderliggende mechanismen van uiterlijk waarneembaar gedrag ('ijsbergdenken'). Herkent de kwalitatieve verschillen in de ontwikkeling van ASS.
  • AU103 Kan het ijsbergdenken hanteren als middel bij de reflectie rond eigen ontwikkeling. Kan over zijn eigen proces van ontwikkeling en groei in het kijken naar en omgaan met autisme/evolutie binnen zijn werkcontext, reflecteren. Kan kritisch reflecteren en getuigen van inzicht in een probleemstelling. Kan de reflectieve cyclus hanteren.
  • AU104 Kan de resultaten van formeel en informeel onderzoek interpreteren. Kan een N=1 onderzoek uitvoeren. Kan een informeel onderzoek opzetten, uitvoeren en evalueren. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen en kadert informatie binnen een grotere context.
  • AU105 Kan een informeel onderzoek opzetten, uitvoeren en evalueren. Kan omschrijven waarom onderzoek belangrijk is en heeft weet van de onderzoeksinstrumenten. Kan een taakanalyse maken op het vlak van sociale vaardigheden. Kan een aangepaste activiteit analyseren.
  • AU106 Beschikt over de nodige gespreksvaardigheden. Kan zich mondeling en schriftelijk uitdrukken. Kan gevat antwoorden op vragen naar inhoud, persoonlijke verwerking, houding, beroepsvaardigheid en theoretische omkadering. Kan de eigen vorm van communicatie afstemmen op de communicatie van personen met ASS.
  • AU107 Heeft inzicht in benaderingen en kan hier een kritische houding tegenover ontwikkelen. Verbreedt en verdiept de eigen competenties door zelfstudie en deskundigheidsbevordering. Ontwikkelt een begeleidingshouding waarin de persoon met autisme niet samenvalt met zijn handicap en waar tegelijk aandacht is voor de pervasieve aspecten van autisme.
  • AU108 Kan anderstalige , buitenlandse literatuur hanteren.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • AU210 Heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrijetijdsbesteding, communicatieve problemen en sociale interacties. Kan in het kader van probleemgedrag via reflectie alternatieven ontwikkelen wat preventie en begeleiding betreft.
  • AU211 Kan vanuit een ondersteuningsdenken zijn handelen sturen. Heeft inzicht in specifieke vragen die zich stellen bij autisme en een jonge ontwikkelingsleeftijd, autisme en normale begaafdheid.
Beroepsspecifieke competenties
  • AU312 Heeft kennis rond classificatie, diagnose en differentiaaldiagnose (met inbegrip van medische en neurobiologische aspecten) en kan dit een plaats geven binnen zijn praktijk. Heeft grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrijetijdsbesteding, communicatieve problemen en sociale interacties. Kan dit gedrag een plaats geven binnen de diagnose.
  • AU313 Kan op deze terreinen informeel onderzoek uitvoeren en op basis hiervan leerdoelen formuleren en uitwerken. Kan vanuit resultaten van onderzoek een individueel HP opstellen. Kan het ijsbergdenken toepassen op personen met ASS. Kan objectief rapporteren. De student kan een handelingsplan uitwerken en aanpassen aan de noden van personen met autisme.
  • AU314 Heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrijetijdsbesteding, communicatieve problemen en sociale interacties. Kan op deze terreinen informeel onderzoek uitvoeren en op basis hiervan leerdoelen formuleren en uitwerken. Kan een georganiseerde leer- een leefomgeving (of werkomgeving) ontwikkelen voor de persoon met ASS.
  • AU315 Begrijpt de plaats van een handicap binnen het gezinsfunctioneren. Heeft inzicht in het proces van samenwerken met ouders en kent agogische middelen om dit te realiseren. Is in staat om functionele leerdoelen te ontwikkelen voor de persoon met ASS.
  • AU316 Kan samenwerken met ouders en het netwerk van de persoon met ASS. Heeft inzicht in het proces van samenwerken met ouders en kent agogische middelen om dit te realiseren. Kan een sleutelrol vervullen tussen personen met ASS en netwerk.
  • AU317 Is in staat om de persoon met autisme voldoende basisveiligheid te bieden zodat deze laatste maximale ontwikkelingskansen krijgt. Kan vanuit een ondersteuningsdenken zijn handelen sturen.
  • AU318 Kan de gevolgen van de cognitieve stijl op de sociaal-emotionele ontwikkeling, op de sociale interactie en de communicatie van personen met ASS hanteren. Kan leerdoelen formuleren en uitwerken. Kan een taakanalyse maken op het vlak van sociale vaardigheden.
  • AU319 Kan een georganiseerde leer- en leefomgeving (of werkomgeving) ontwikkelen voor personen met ASS. Ontwikkelt een begeleidingshouding waarin de persoon met autisme niet samenvalt met zijn handicap en waar tegelijk aandacht is voor de pervasieve aspecten van autisme.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
Generieke

            Denken en redeneren

    1. Kan het verband leggen tussen de theoretisch definities van autisme en de educatieve benadering.
      De student kan het belang van differentiaaldiagnose zien.
    2. De student begrijpt de onderliggende mechanisme van uiterlijk waarneembaar gedrag (ijsbergdenken)
    3. Herkent de kwalitatieve verschillen in de ontwikkeling van ASS.

     

    Informatie verwerven en verwerken

    1. De student heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties
    2. Heeft zicht op de gevolgen van de cognitieve stijl op de sociaal-emotionele ontwikkeling, op  de sociale interactie en de communicatie van personen met ASS.
    3. Verwerft inzicht in de gevolgen van de cognitieve stijl op de sociaal-emotionele ontwikkeling, op  de sociale interactie en de communicatie van personen met ASS.
    4. Verkent detaildenken, de sensoriële waarneming en betekenisverlening bij ASS.
    5. De student heeft inzicht in alternatieve benaderingen en kan hier een kritische houding tgo ontwikkelen.

     

    Reflecteren

    1. De student kan het ijsbergdenken hanteren als middel bij de reflectie rond eigen ontwikkeling.
    2. De student kan over  zijn eigen proces van ontwikkeling en groei  in het kijken naar en omgaan met autisme/ evolutie binnen zijn werkcontext, reflecteren.
    3. De student kan kritisch reflecteren en getuigen van inzicht in een probleemstelling.

     

    Wetenschappelijke toepassing

    1. Kan een N=1 onderzoek uitvoeren.
    2. Kan een informeel onderzoek opzetten, uitvoeren en evalueren.
    3. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen en kadert informatie binnen een grotere context.

     

    Projectmatig en methodisch handelen

    1. Kan een informeel onderzoek opzetten, uitvoeren en evalueren.
    2. De student kan een taakanalyse maken op het  vlak van sociale vaardigheden.

    Communicatievaardigheden

    1. De student beschikt over de nodige gespreksvaardigheden.
    2. De studenten kan zich mondeling en schriftelijk uit drukken.
    3. De student kan gevat antwoorden op vragen naar inhoud, persoonlijke verwerking, houding, beroepsvaardigheid en theoretische omkadering.
       

    Persoonlijke en professionele ontwikkeling

     

    1. Verbreedt en verdiept de eigen competenties door zelfstudie en deskundigheidsbevordering.
    2. Vaardigheden ontwikkelen om in de praktijk te werken met mensen met ASS.
    3. De student ontwikkelt een begeleidingshouding waarin de persoon met autisme niet samenvalt met zijn handicap en waar tegelijk aandacht is voor de pervasieve aspecten van autisme.

     

 

     

     

     

     

     

    Algemene beroepsgerichte competenties 

     

      Oplossingsgericht werken

     

    1.       De student kan in het kader van probleemgedrag via reflectie alternatieven ontwikkelen wat preventie en begeleiding betreft.

    2.      De student heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties.

     

    Maatschappelijke verantwoordelijkheid

     

    1.       De student kan vanuit een ondersteuningsdenken zijn handelen sturen.

    2.       De student heeft inzicht in specifieke vragen die zich stellen bij autisme en jonge ontwikkelingsleeftijd, autisme en normale begaafdheid.

     

     

    Beroepsspecifieke competenties

     

    Handelingsplanner

     

    1.       De student heeft inzicht in alternatieve benaderingen en kan hier een kritische houding tgo ontwikkelen.

     

    2.       De student heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties.
    Hij kan op deze terreinen informeel onderzoek uitvoeren en op basis hiervan leerdoelen formuleren en uitwerken.

    3.       Kan vanuit resultaten van onderzoek een individueel HP opstellen.

    4.       De student kan probleemgedrag een plaats geven binnen de diagnose.

    5.       De student kan het ‘ijsbergdenken’ toepasen personen met ASS.

    6.       De student heeft inzicht in specifieke vragen die zich stellen bij autisme en jonge ontwikkelingsleeftijd, autisme en normale begaafdheid.

    7.       De student kan objectief rapporteren.

    8.       Herkent de cognitieve stijl (informatieverwerking) van ASS.

    9.       De student kan een handelingsplan uitwerken en aanpassen aan de noden van personen met autisme.

     

    Ondersteuner van processen mbt wonen, leven, werken en vrije tijd.

     

    1.       De student heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties.
    Hij kan op deze terreinen informeel onderzoek uitvoeren en op basis hiervan leerdoelen formuleren en uitwerken.

    2.       De student begrijpt de plaats van een handicap binnen het gezinsfunctioneren.

    3.       De student kan een georganiseerde leer- een leefomgeving (of werkomgeving) ontwikkelen voor de persoon met ASS.

    4.       De student is in staat om functionele leerdoelen te ontwikkelen voor de persoon met autisme.

     

     

    Ondersteuner van netwerken

     

    1. De student heeft inzicht in het proces van samenwerken met ouders en kent agogische middelen om dit te realiseren.
    2. De student kan samenwerken met ouders en het netwerk van de persoon met ASS.

     

     

    (ped)agogisch begeleider

     

    1.       De student is in staat om de persoon met autisme voldoende basisveiligheid te bieden zodat

          deze laatste maximale ontwikkelingskansen krijgt.

    2.   Kan leerdoelen formuleren en uitwerken.

    3.   De student kan een taakanalyse maken op het vlak van sociale vaardigheden.

    4.   De student kan een georganiseerde leef en leeromgeving ontwikkelen.






 


VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
  • Beschikken over een diploma hoger onderwijs. (Bama-structuur of rechtsvoorgangers)
  • De kandidaten dienen over voldoende praktijkervaring te beschikken zodat de praktijkopdrachten
    kunnen uitgevoerd worden op een juist level en zodat zij kunnen functioneren in een leerteam.
  • Beschikken over reflectieve vaardigheden.

Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

Volgende opleidingsonderdelen moeten vooraf gevolgd zijn:

  1. Oriëntatie en begrijpen
  2. Begeleiding van mensen met autismespectrumstoornissen.
  3. Verdieping en autismespectrumstoornissen/ verbreding en professionalisering

Andere begincompetenties

LEERINHOUDEN
  • Alle leerinhouden die in de andere drie opleidingsonderdelen aan bod komen.
  • Zelf toe te voegen leerinhouden in het kader van de keuze van het onderwerp/thema/casus.

STUDIEMATERIAAL
  • Al de leerstof die in deze opleiding werd aangereikt. (syllabus, powerpoint-presentaties, copies, vakliteratuur, portfolio, ...).
  • Specifieke literatuur in het kader van de probleemstelling die zal uitgewerkt worden.

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

15

 lesuren

  03,30

practicum en oefeningen:

0

 lesuren

  00,00

vormen van groepsleren:

0

 lesuren

  00,00

studietijd buiten contacturen:

437

 klokuren

  96,04

Verdere toelichting:
Dit opleidingsonderdeel bestaat voornamelijk uit zelfstandig werk. Binnen de leerteams zal er oa stilgestaan worden bij de voortgang van de praktijkopdrachten.

EVALUATIE

Eerste examenperiode
  • Inhoud:
    Afstudeerprojectbegeleider: 60/200
    Extern deskundige I : 40/200
    Extern deskundige II: 40/200
  • Presentatie:
    Extern deskundige I: 20/200
    Extern deskundige II: 20/200
  • Reflectie:
    Leerteambegeleider: 20/200

tijd voor examinering
uren
3

%
 
 00,66

Tweede examenperiode
  • De punten van reflectie  worden overgedragen van éérste naar tweede examenperiode.
  • Op basis van de aanwijzingen gegeven door de beoordelaars zullen de andere delen van het afstudeerproject herwerkt worden.
  • De beoordeling hiervan zal op een gelijkaardige manier gebeuren als in de éérste examenperiode.